Een korte inhoudelijke reactie op het artikel “Petitie kan eenheid met GGiN niet afdwingen” van het CIP. Zie voor dit artikel: https://cip.nl/68118-synodepreses-gergem-petitie-kan-eenheid-met-ggin-niet-afdwingen
Graag licht ik een aantal zaken toe om duidelijkheid te geven over mijn intenties.
Ds. Van Eckeveld “Mensen kunnen vanuit de beste bedoelingen brieven schrijven en petities starten, maar dergelijke initiatieven kunnen alleen op een kerkelijke wijze ter tafel komen. Als dat niet wordt gedaan wordt het in de gemeente des Heeren een verwarrende toestand. De Heere God is een God van orde.”
Helemaal mee eens! Mijn brief in het RD is dan ook in de eerste plaats een opiniebijdrage. Een persoonlijke reflectie over hoe ik het blijvend kerkelijk gescheiden voortleven voor mijzelf ervaar. Daarbij wil ik door middel van de petitie een zwijgende massa een stem geven. Niet meer en niet minder. Een signaal afgeven. Uiteindelijk moeten de personen, die de door God ingestelde ambten bekleden, onder de voorlichting van de Heilige Geest, besluiten wel of geen verdere stappen te ondernemen. Daar ga ik niet over; daarin moet je je plaats weten.
Ds. Van Eckeveld vervolgt: “De initiatiefnemer zou zijn wens kunnen delen met zijn kerkenraad. Vervolgens kan de kerkenraad daarmee naar de classis stappen. Via de classis kan dit initiatief vervolgens worden besproken op de generale synode.” Van Eckeveld voegt toe dat beide kerken via de Deputaatschap Kerkelijke Eenheid met elkaar in gesprek zijn. “Daar proberen we elkaar meer en meer te vinden.”
Vooralsnog ben ik niet voornemens om de formele kerkelijke weg te bewandelen. Dit omdat gesprekken op het hoogste kerkelijke niveau plaatsvinden sinds 2001. Ga ik de kerkelijke weg bewandelen, dan kom ik uit bij dezelfde mensen die deze gesprekken reeds voeren. Alleen omdat de gesprekken tot op heden niet leiden tot concrete stappen, om te komen tot kerkelijke eenheid, heb ik dit signaal willen afgeven. Voor alsnog zie ik in deze petitie nog niet het middel om een doorbraak hierin te bewerken. Ik denk dat de binnenkamer hierin een heilzamere weg is.
Dr. M. Golverdingen: “Toen ik over de petitie las, dacht ik: ‘deze man heeft de strekking van mijn boek begrepen”.
Dank u wel! U hartelijk dank voor het gedegen werk wat u geleverd hebt. Dat van mij is een eendagsvlinder, dat van u heeft blijvende waarde!
Dr. M. Golverdingen vervolgt: “Om die eenheid te bereiken moeten betrokkenen voorzichtig te werk blijven gaan. Met een petitie in de publiciteit treden kan de nodige emoties oproepen. Eenheid is in de eerste plaats geen zaak van actie, maar van gebed. En gebed kunnen we niet forceren, maar wordt bewerkt door de Heilige Geest.” Golverdingen juicht gesprekken naar aanleiding van de petitie binnen kerkelijke gemeenten toe.
Helemaal eens! Dat heeft voor mij ook de nodige worstelingen gezorgd. Met deze actie wil ik niets forceren, wel dat het juiste gesprek gevoerd wordt over: ‘Waarom gescheiden voortleven als er geen wezenlijk leerverschil is?’
Jan Zwemer is Zeeuws historicus van bevindelijk-gereformeerde afkomst. "Zulke initiatieven komen altijd onverwacht," merkt hij op. "Mijn aandacht werd meteen getrokken door de gesuggereerde toevoeging ‘onder het Kruis’ na ‘Gereformeerde Gemeenten’.
Deze toevoeging heb ik slechts gedaan in de lijn van de geest van het artikel ‘vooruit naar vroeger’. Niet om mensen of groeperingen uit te sluiten. Sterker, daar waar overeenstemming is in de waarheid, is eenheid onlosmakelijk aan verbonden.
Ds. Egas: “Ik ben blij met ieder initiatief dat eenheid aanspoort,” zegt Egas over de petitie. “Wat zou het voor de GerGem en GGiN mooi zijn als de breuk uit ’53 wordt geheeld. En wat mooi dat dit initiatief van onderop komt. Blijkbaar zijn er honderden gemeenteleden die dit verlangen delen… Het is duidelijk dat Rozendaal wordt gedreven door een hartelijk verlangen naar eenheid. Ik denk dat hij terecht constateert dat er theologisch geen wezenlijke verschillen zijn tussen de beide kerken. Er zou dan ook meer ruimte moeten komen om werk te maken aan eenheid.”
Ds. Egas geeft op een rake manier weer wat mijn intenties zijn. Dank daarvoor!
Namens de GGiN is ds. J. Roos nauw betrokken bij onderlinge gesprekken tussen beide kerken. Hij was niet bereid om commentaar te geven en verwees door naar het kerkelijk bureau van de GGiN. Ook het kerkelijke bureau wilde niet op de petitie reageren en verwees door naar ds. O. M. van der Tang. Ook de GGiN-predikant had geen behoefte aan commentaar. “Deze discussie zou niet via de media gevoerd moeten worden,” aldus de predikant uit Alblasserdam.
In mijn hart geef ik ds. Van der Tang gelijk! Dit geeft bij mij een grote spanning: Mag ik doen, wat ik gedaan heb? Anderzijds is het door het jarenlang onder embargo houden van een eigen kerkelijk onderzoek, is er een leerverschil of niet, een inhoudelijk gesprek moeilijk te voeren. Ik ben opgegroeid onder het idee dat er een leergeschil is. Sinds ca. 2007 moest dit op last van de synode onderzocht worden: Is er wel een leergeschil? Dit heeft blijkbaar tot een antwoord geleid, alleen wordt sinds die tijd onder embargo gehouden. Waarom mag hier niet in alle eerlijkheid in de openbaarheid over gesproken worden?
Geert Jan Rozendaal
Inhoudsindicatie Beschikking raadkamer over bij Parnassia in beslag genomen patiëntendossier.
Tekst RECHTBANK'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
parketnummer: 09/758574-07
kenmerk RK: 08/969
Beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, meervoudige raadkamer in strafzaken, op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
(klaagster 1) De STICHTING PARNASSIA BAVO GROEP gevestigd te'sGravenhage
en
(klager 2) de heer [A], psychiater, werkzaam in Parnassia,
beiden domicilie kiezende ten kantore van advocaat mr. M.J.
de Groot, Ramstraat 31-33 te Utrecht,
blijkens een daarvan opgemaakte akte op 24 april 2008 ter griffie van deze rechtbank ingediend, ertoe strekkende het openbaar ministerie kennisneming van de inhoud van een in beslag genomen gesloten envelop met de dagrapporten uit het elektronisch patiëntendossier betreffende de heer [X] te verbieden en het beslag op te heffen, met last tot teruggave aan klagers.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processen-verbaal van politiekorps Haaglanden:
Een proces-verbaal aanvraag vordering verstrekking gevoelige gegevens d.d. 20 maart 2008 (nr. PL 1603/2007/67326);
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2008 (nr. PL 1534/2007/67326-298);
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2008 (nr. PL 1534/2007/67325-201); Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 februari 2008 (nr. PL 1534/2007/67325-214);
Een proces-verbaal aanvraag doorzoeking d.d. 14 april 2008 (nr. PL 1534/2007/67325) alsmede van het proces-verbaal van de door [B] op 19 maart 2008 tegenover de rechtercommissaris afgelegde getuigenverklaring.
De rechtbank heeft op 3 juni 2008 dit klaagschrift in raadkamer behandeld.
Klaagster 1 heeft zich door mevrouw [C], geneesheer-directeur van Parnassia, laten vertegenwoordigen. Klager 2 is in persoon verschenen.
Klaagster 1 en klager 2, bijgestaan door mr. M.J. de Groot, advocaat te Utrecht, zijn in raadkamer gehoord.
De officier van justitie heeft in raadkamer geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het klaagschrift.
Beoordeling van het klaagschrift.
De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift. Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De officier van justitie heeft op 31 maart 2008 op grond van artikel 126nf van het Wetboek van Strafvordering verstrekking gevorderd van de dagrapporten uit het electronisch patiëntendossier van [X]) die relateren over het precieze tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder [X] de open inrichting heeft verlaten op 6 december 2007 en over het precieze tijdstip waarop en de omstandigheden waaronder de heer [X] na dat vertrek voor de eerste maal is teruggekeerd in de open inrichting.
Op 16 april 2008 is met machtiging van de rechter-commissaris bedoelde gesloten envelop met de dagrapporten uit het elektronisch patiëntendossier betreffende de heer [X] in beslag genomen.
Tussen partijen is niet in geschil en ook voor de rechtbank staat vast, dat klagers een verschoningsrecht ex artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering toekomt, dan wel een afgeleid verschoningsrecht.
Ten aanzien van het geschil overweegt de rechtbank als volgt.
Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden. Ingevolge artikel 98, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, mogen bij personen met een bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218 van het Wetboek van Strafvordering zonder hun toestemming brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, niet in beslag worden genomen. Wel mogen, ook zonder hun toestemming, in beslag worden genomen brieven of geschriften die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend, nu dergelijke brieven en geschriften geen object zijn van de aan evenbedoelde personen toekomende bevoegdheid tot verschoning.
De aard van de hier aan de orde zijnde bevoegdheid tot verschoning brengt. mee dat het oordeel omtrent de vraag of brieven of geschriften object van de bevoegdheid tot verschoning uitmaken, in beginsel toekomt aan de tot verschoning bevoegde persoon (vgl. HR 29 maart 1994, NJ 1994, 537). Wanneer deze zich op het standpunt stelt dat het gaat om brieven of geschriften die noch voorwerp van het strafbare feit uitmaken, noch tot het begaan daarvan hebben gediend en waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, dient dit standpunt door de organen van politie en justitie te worden geëerbiedigd, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is.
Het verschoningsrecht van onder meer de psychiater is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt - ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd - moet prevaleren boven het verschoningsrecht (vgl. HR 30 november 1999, NJ 2002, 438). De beantwoording van de vraag welke omstandigheden als zeer uitzonderlijk moeten worden aangemerkt is niet in een algemene regel samen te vatten. Daarbij geldt voorts dat indien moet worden geoordeeld dat het belang van de waarheidsvinding dient te prevaleren, die inbreuk op het verschoningsrecht niet verder mag gaan dan strikt nodig is voor het aan het licht brengen van de waarheid van het desbetreffende feit.
Desgevraagd hebben klagers in raadkamer verklaard bereid te zijn mondeling het precieze tijdstip waarop de heer [X] de open inrichting heeft verlaten op 6 december 2007 en het precieze tijdstip waarop de heer [X] na dat vertrek is teruggekeerd in de open inrichting, mee te delen, omdat volgens klagers deze gegevens niet vallen onder het verschoningsrecht. Gelet op dit standpunt en gezien de bereidheid van klagers deze gegevens te verstrekken, is er voor wat betreft de tijdstippen waarop de heer [X] de open inrichting heeft verlaten op 6 december 2007 en na vertrek is teruggekeerd, geen sprake van gegevens waarover het verschoningsrecht zich uitstrekt en zal de rechtbank het beklag met betrekking tot die gegevens ongegrond verklaren.
Ten aanzien van de gegevens die zien op de omstandigheden waaronder de heer [X] de open inrichting op 6 december 2007 heeft verlaten en de omstandigheden waaronder de heer [X] daarna voor de eerste maal is teruggekeerd, beroepen klagers zich op hun verschoningsrecht.
Vast staat, dat het in casu niet gaat om geschriften (of andere gegevensdragers) die voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan hebben gediend. Het standpunt van klagers dat hen een verschoningsrecht toekomt, dient dan ook in principe te worden geëerbiedigd. Klagers en de officier van justitie verschillen echter van mening over de vraag of in casu sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarin het belang van de waarheidsvinding zou moeten prevaleren boven dit verschoningsrecht.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat dit het geval is, en heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een ernstig misdrijf en dat ten aanzien daarvan de waarheid nog niet aan het licht is gekomen, ondanks een sedert 6 december 2007 verricht intensief en langdurig rechercheonderzoek.
Ter beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval de waarheidsvinding moet prevaleren boven het verschoningsrecht zijn de volgende omstandigheden van belang.
Op 6 en 7 december 2007 zijn in een sloot op het terrein van de vestiging van Parnassia aan de Albardastraat te Den Haag de stoffelijke overschotten aangetroffen van een man en een vrouw. De man had ernstige verwondingen aan voorhoofd en schedel. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het gaat om de lichamen van een moeder en haar zoon, die op 6 december 2007 een afspraak hadden bij de crisisdienst van Parnassia omdat de zoon in psychische nood verkeerde.
Op 20 februari 2008 is de heer [X], die is opgenomen bij Parnassia, in deze zaak als getuige gehoord. Volgens zijn begeleidster zou [X] gedurende enige tijd, maar in ieder geval in de avond van 6 december 2007 en mogelijk tot de volgende ochtend, niet aanwezig zijn geweest in het psychiatrisch ziekenhuis Parnassia.
Desgevraagd heeft de officier van justitie in raadkamer verklaard dat [X] niet is aangemerkt als verdachte.
Vorenstaande bevindingen brengen mee dat sprake kan zijn van een zeer ernstig strafbaar feit, te weten de mogelijke doodslag op twee personen, begaan door een onbekende derde.
Dit brengt op zichzelf evenwel nog niet met zich mee dat het verschoningsrecht ten aanzien van [X] doorbroken dient te worden. Daartoe overweegt de rechtbank dat, naar de officier van justitie in raadkamer heeft medegedeeld, het onderzoek nog in volle gang is en daarin ook nog andere personen, aan wie niet een verschoningsrecht toekomt, zullen worden gehoord. Derhalve is geenszins uitgesloten dat op andere wijze dan door doorbreking van het verschoningsrecht, de ten behoeve het onderzoek verlangde gegevens verkregen zullen worden. Voorts overweegt de rechtbank dat de door de officier van justitie gevraagde gegevens betrekking hebben op een persoon die niet als verdachte wordt aangemerkt en zich mitsdien, in relatie tot het vermoedelijk gepleegde misdrijf, niet wezenlijk onderscheidt van andere patiënten die in de betreffende inrichting verblijven of destijds verbleven. Doorbreking van het verschoningsrecht ten aanzien van [X] zal onder deze omstandigheden kunnen meebrengen dat andere patiënten, daarvan kennisnemend, de vrees zullen koesteren dat verstrekking van gegevens die hen betreffen evenzeer, met doorbreking van het medisch verschoningsrecht, ter beschikking van vervolgende instanties kunnen komen. Een dergelijke vrees zou tot het onwenselijk gevolg kunnen leiden dat die andere patiënten zich belemmerd zouden voelen zich vrijelijk tot hun behandelaars te wenden. Ook dit mogelijk gevolg staat naar het oordeel van de rechtbank in de weg aan doorbreking van het verschoningsrecht waarop klagers een beroep doen.
Het voornoemde in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die meebrengen dat het belang dat de waarheid aan het licht komt, moet prevaleren boven het verschoningsrecht van klagers.
Het vorenstaande brengt mee dat het beklag gedeeltelijk als ongegrond en gedeeltelijk als gegrond moet worden aangemerkt. Kennisneming van de dagrapporten ten aanzien van de gegevens omtrent de tijdstippen van aan- en afwezigheid van [X] in de inrichting, zal, naar valt te vrezen, evenwel niet kunnen plaatshebben, zonder kennisneming van gegevens waarover het verschoningsrecht zich uitstrekt. Nu de dagrapporten niettemin gegevens bevatten waarvan kennisneming de officier van justitie niet onthouden mag worden, zal de teruggave van het beslagene eerst geëffectueerd kunnen worden nadat door de inrichting de gegevens die betrekking hebben op de precieze tijdstippen waarop de heer [X] op 6 december 2007 de open inrichting heeft verlaten en na dat vertrek weer is teruggekeerd, zoals vermeld in de dagrapporten uit het elektronisch patiëntendossier ter beschikking van de officier van justitie zijn gesteld.
De rechtbank beslist mitsdien als volgt.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het klaagschrift gegrond voor zover de gegevens geen betrekking hebben op de precieze tijdstippen waarop de heer [X] op 6 december 2007 de open inrichting heeft verlaten en na dat vertrek weer is teruggekeerd, zoals vermeld in de dagrapporten uit het elektronisch patiëntendossier;
verbiedt de officier van justitie in zoverre kennis te nemen van de inhoud van de beslag genomen envelop;
heft op het beslag en gelast de teruggave van de gesloten envelop met de dagrapporten uit het elektronisch patiëntendossier betreffende de heer [X] aan klagers, onmiddellijk nadat door de officier van justitie aan de rechtercommissaris schriftelijk is medegedeeld dat voormelde gegevens omtrent de tijdstippen van aan-en afwezigheid van [X] in de inrichting door de inrichting aan de officier van justitie ter beschikking zijn gesteld.;
verklaart het klaagschrift ongegrond ten aanzien van de melding van de precieze tijdstippen waarop de heer [X] op 6 december 2007 de open inrichting heeft verlaten en na dat vertrek weer is teruggekeerd.
Aldus gedaan te 's-Gravenhage door mrs Hoek, voorzitter, Eisses en Honée, rechters, in tegenwoordigheid van mr Braams, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 juni 2008.
Mr Honée is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
https://linkeddata.overheid.nl/front/portal/document-viewer?ext-id=ECLI:NL:RBSGR:2008:BH2222
Beroepsgeheim in psychiatrie hindert moordonderzoek
Ivo Barends– 6 februari 2009
De politie kan twee moorden niet oplossen, omdat een psychiatrisch ziekenhuis weigert medische gegevens van een verdachte te verstrekken.
Boos en gefrustreerd, zo kan de stemming in het Haagse rechercheteam dat de dood van een 32-jarige man en zijn 60-jarige moeder onderzocht, het best worden omschreven. Het team werd ontbonden: het onderzoek liep stuk op het medisch beroepsgeheim waar betrokkenen zich op beriepen.
Op de avond van 6 december 2007 worden de lichamen van een zoon en zijn moeder gevonden in een sloot op het terrein van psycho-medisch centrum Parnassia in Den Haag.
Ze zijn verdronken en het lichaam van de zoon vertoont sporen van geweld die niet door hemzelf of zijn moeder veroorzaakt kunnen zijn.
Meteen wordt een rechercheteam geformeerd. En al snel komt een verdachte in beeld: een patiënt van Parnassia, die bekendstaat als gewelddadig en onvoorspelbaar. Bovendien hebben wel drie agenten deze man op 6 december bij de plaats delict gezien.
Maar het onderzoek komt niet veel verder, omdat Parnassia weigert medische informatie over de man te verstrekken. De recherche wil bijvoorbeeld weten hoe laat hij welke behandeling kreeg. Maar, stelt Parnassia, dat valt onder het medisch dossier en dat is vertrouwelijk.
De politie stapt naar de rechter om het dossier in handen te krijgen, maar die geeft Parnassia gelijk. „Het medisch beroepsgeheim weegt kennelijk zwaarder dan het oplossen van een moordzaak”, klaagt de leider van het rechercheteam Gijs Folsche in de korpskrant van Haaglanden.
„Ik begrijp wel dat de politie gefrustreerd is”, zegt A. Kruseman, voorzitter van artsenorganisatie KNMG. „Maar ik heb ook begrip voor Parnassia. Het beroepsgeheim is van groot belang voor het vertrouwen dat mensen in de gezondheidszorg hebben. Daar moeten we niet lichtvaardig mee omgaan.”
Medische dossiers zijn vertrouwelijk. „Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen mag de politie zo’n dossier inzien”, legt Kruseman uit. „Twee zaken zijn van belang: de ernst van het misdrijf en de zwaarte van de verdenking.” Aan de ernst van het misdrijf zal het niet gelegen hebben in dit geval, veronderstelt Kruseman. „Dus zal de verdenking die de politie had niet zwaar genoeg geweest zijn, naar het oordeel van de rechter.”
„Het was voor ons ook een rare spagaat”, zegt een woordvoerder van Parnassia. „Enerzijds willen we geen politieonderzoek frustreren, anderzijds zijn wij de bewakers van de privacy van onze patiënten. En medische gegevens zijn zeker in de geestelijke gezondheidszorg nogal privacygevoelig. We hebben de politie op allerlei manieren geholpen. Onze medewerkers hebben vragen beantwoord, maar het medisch dossier krijgen ze niet.”
https://www.trouw.nl/home/beroepsgeheim-in-psychiatrie-hindert-moordonderzoek~a2d9a919/
Dossier moorden uit nood gesloten
De Politie Haaglanden heeft een onderzoek naar vier moorden stopgezet, mede omdat zij het medisch dossier niet mag inzien van een patiënt van de psychiatrische instelling Parnassia in Den Haag.
Van onze verslaggeefster Maartje van Hoek5 februari 2009, 23:58
De man is volgens de politie verdachte van zeker twee, en wellicht vier moorden in de buurt van de instelling. Volgens de politie Haaglanden is het dossier van groot belang om de zaken op te lossen, maar loopt de verdachte nog vrij rond.
In december 2007 werden een moeder (60) en zoon (32) dood in een sloot op het terrein van Parnassia gevonden, nadat zij niet kwamen opdagen voor een consult op de kliniek.
Maanden daarvoor verdween een 59-jarige vrouw van het terrein en werd zij later in een sloot ergens in Den Haag gevonden. Op 18 april 2008 werd het vierde slachtoffer gevonden in een sloot aan de rand van het Parnassiaterrein.
Volgens de politie gaan alle aanwijzingen in de richting van één verdachte, een man die ‘uiterst gewelddadig blijkt, maar wiens emoties niet zijn te lezen’. Daarom vroeg de politie het medisch dossier van de man in te zien.
Parnassia weigerde dat op grond van het medisch beroepsgeheim. ‘We hebben meegewerkt aan de onderzoeken zolang we konden, maar een medisch beroepsgeheim schenden wij niet’, licht een woordvoerder van de kliniek toe.
De politie stapte daarna naar de rechter-commissaris, die toestemming gaf voor inzage in het dossier. Maar Parnassia tekende bezwaar aan en won de zaak uiteindelijk bij de hoogste rechter.
‘De zaak blijft hierdoor vooralsnog onopgelost’, zegt de politie.
Johan Legemaate, juridisch adviseur van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), zegt dat alleen bij zeer uitzonderlijke omstandigheden door de rechter toestemming wordt gegeven tot inzage in een medisch dossier. ‘Bijvoorbeeld als een arts wordt verdacht van een strafbaar feit.’
Er zit volgens Legemaate voor de politie niets anders op dan op andere manieren verder te werken aan de zaak. De politie Haaglanden heeft het team dat de moorden onderzocht echter ontbonden bij gebrek aan aanknopingspunten.
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/dossier-moorden-uit-nood-gesloten~b76ed448/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F
Zesde dode op terrein Parnassia: wat is er aan de hand?
DEN HAAG - Op het terrein van psychiatrische instelling Parnassia Groep aan de Oude Haagweg is vorige week vrijdag een dode man gevonden. De 47-jarige Hagenaar is door geweld om het leven gekomen.
Het is niet het eerste stoffelijk overschot dat op het Parnassia-terrein, beter bekend als landgoed Rozenburg, wordt gevonden. In acht jaar tijd kwamen in totaal zes mensen om het leven, al dan niet onder verdachte omstandigheden. Hieronder een overzicht van de Parnassia-doden.
20 juni 2014: In een huis aan de Mangostraat op het terrein van Parnassia wordt het lichaam van een 47-jarige Hagenaar gevonden. Hij is door een misdrijf om het leven gekomen. De politie houdt een paar dagen later in Dordrecht een 29-jarige man uit Capelle aan den IJssel aan vanwege betrokkenheid bij de dood van de Hagenaar. Zijn relatie tot het slachtoffer wordt niet bekendgemaakt.
5 april 2010: In het water langs de Mangostraat wordt een dode vrouw gevonden. Het gaat om een 79-jarige bewoonster van Parnassia. De politie stelt een onderzoek in. De vrouw blijkt verdronken, en de politie gaat er vanuit dat ze door een ongeval om het leven is gekomen.
18 april 2008: Lientje van Mastrigt (78), woonachtig op de afdeling psychiatrie voor ouderen, wordt in een sloot aan de Walnootstraat gevonden. De vrouw blijkt gestorven te zijn door hartfalen, verdrinking of door een combinatie daarvan. Maar hoe zij in de sloot terecht is gekomen blijft een raadsel.
6 december 2007: Op het terrein van Parnassia worden de lichamen van Maya de Vries (60) uit Den Haag en haar zoon Mark (32) gevonden, in de sloot bij de Alberdastraat. De lichamen tonen sporen van geweld en bij een schuurtje op het terrein wordt een plas bloed en een stuk hoofdhuid gevonden. Ondanks zware verwondingen zijn ze allebei door verdrinking om het leven gekomen.
2 november 2007: Tineke Verhagen (57) bezoekt Parnassia met haar zoon Marco (38), die lijdt aan paranoïde schizofrenie. Na de afspraak verdwijnt Tineke en na een paar dagen wordt haar lichaam gevonden in de Puinduinen, 2 kilometer verderop, gevonden. Marco kan zich niets herinneren, behalve dat hij zijn moeder kwijtraakte op het terrein van Parnassia.
Onderzoek
Een rechercheteam onderzoekt de zaak van Maya en Mark de Vries en betrekt daar later ook de dood van Lientje van Mastrigt en Tineke Verhagen bij. Er zijn aanknopingspunten, verschillende getuigen zeggen een verdachte man van tussen de 30 en 40 jaar te hebben gezien ten tijde van de moord op moeder en zoon De Vries. Een psychiater van Parnassia meldt dat een patiënt op de avond van de moord boos is weggelopen en aangaf dat hij iemand ging vermoorden. Deze R. blijkt die avond ook twee surveillerende agenten de stuipen op het lijf te hebben gejaagd.
Beroepsgeheim
De directie van Parnassia weigert elke medewerking, beroept zich op het beroepsgeheim en wil het patiëntendossier van R. niet vrijgegeven. De rechter geeft Parnassia uiteindelijk gelijk. Het rechercheonderzoek wordt gestaakt en tot op de dag van vandaag blijft de dubbele moord onopgelost. De zaken Tineke Verhagen en Lientje van Mastrigt zijn dan al uit het dossier geschrapt, bij hen zijn uiteindelijk geen sporen van geweld gevonden.
https://www.omroepwest.nl/nieuws/2595320/Zesde-dode-op-terrein-Parnassia-wat-is-er-aan-de-hand
Door JOLANDE VAN DER GRAAF
06 nov. 2014 in BINNENLAND
De politie gaat nieuw onderzoek doen naar de reeks vermoedelijke moorden bij de Haagse psycho-medische instelling Parnassia.
Aanleiding vormt de reportage in De Telegraaf, afgelopen september, waarin een getuige de mogelijke dader aanwees en opmerkelijke, nieuwe details aan het licht kwamen die wijzen op een serie misdrijven.
Het coldcaseteam van de Haagse politie gaat met deze getuige in gesprek.
„De informatie is interessant genoeg om hem te horen. We zijn benieuwd wat dat zal opleveren”, zei het Openbaar Ministerie gisteren.
De meeste van de zes verdachte sterfgevallen werden tot nu toe door politie en justitie afgedaan als ongelukken en zelfmoorden. Deze krant ontdekte echter een samenhang tussen de zes zaken met een mogelijke verdachte die aan het profiel van seriedader voldoet.
Het gaat om de zoon van het eerste slachtoffer, een oudere dame die in 2007 drijvend in een ondiepe sloot werd aangetroffen. Haar zoon Peter verklaarde in De Telegraaf er zeker van te zijn dat zijn gewelddadige en verslaafde broer niet alleen hun moeder, maar ook de vijf andere slachtoffers heeft gedood. Peter zegt bovendien bijna zelf te zijn omgebracht toen hij destijds bij zijn broer naar de omstandigheden van zijn moeders dood informeerde en de man hem in razernij zou hebben aangevallen.
Volgens Peter koestert zijn broer sinds het stuklopen van een vroegere liefdesrelatie een diepgewortelde haat en enorme minachting naar vrouwen op leeftijd. Hij zou zijn moeder voorafgaand aan de moord ook stelselmatig ernstig hebben mishandeld. „Mijn broer kan extreem agressief zijn en beschikt over medicijnen om mensen te drogeren”, zei Peter eerder.
Tussen 2007 en 2012 kwamen nog vier oudere dames en een 32-jarige man bij Parnassia om het leven. Ook hun lichamen lagen in ondiepe sloten. De omgekomen vrouwen hadden nauwelijks letsel, het mannelijke slachtoffer was zwaar toegetakeld. Daarop trokken deskundigen de conclusie dat er een seriedader actief is die in staat is zijn slachtoffer door verdrinking om te brengen zonder duidelijke geweldssporen achter te laten.
https://www.telegraaf.nl/nieuws/888902/nieuw-onderzoek-naar-seriemoordenaar
Zojuist is de inschrijving voor deze petitie gesloten. Hoogstwaarschijnlijk zal vanwege de toezegging van het ministerie dat er veel meer geld beschikbaar komt voor de jeugdzorg, de gemeente Utrechtse Heuvelrug snel besluiten alle voorgestelde bezuinigingen te schrappen.
Update 5 mei 2019: deze petitie wordt doorgezet op
Vandaag, 8 mei, is er een mooie mijlpaal gehaald in het aantal ontvangen handtekeningen van dezen petitie. De 1.000 handtekeningen zijn gehaald! Dank allemaal voor het ondertekenen.