Vragen in de Raadsvergadering
Naar aanleiding van de petitie zijn er vragen gesteld in de Raadsvergadering door P21. Dit is de enige fractie die ons initiatief vanaf het begin heeft gesteund. Hun actie heeft een aantal nieuwe inzichten gegeven:
In mei was al duidelijk dat Laco en gemeente geen akkoord zouden bereiken over de benodigde investeringen. Wethouder Dekker (Liberalen) heeft om onduidelijke redenen gekozen op dat moment zowel de Raad als de burgers niet van deze uitkomst te informeren.
Laco en de gemeente Bunnik zijn in mei overeengekomen alle communicatie over de sluiting met elkaar af te stemmen. Desondanks heeft Laco er in juni toch voor gekozen de publiciteit te zoeken. Er was op dat moment vanuit de gemeente of wethouder nog geen nieuws naar buiten gebracht. Wat daarbij de exacte drijfveer van Laco was, is niet duidelijk.
Aangenomen motie in de Raad: hoera of horror?
Op basis van de petitie met uw stem hebben zowel P21 als De Liberalen een motie voorbereid. P21 wilde nogmaals terug naar de tekentafel en vroeg de wethouder andere opties te verkennen om het zwembad open te houden. De Liberalen aan de andere kant steunen hun wethouder en zijn van mening dat dit station al in mei gepasseerd is. Hun motie zette het burgerinitiatief centraal met financiële ondersteuning vanuit de gemeente. CDA en Bunniks Belang wilden beide moties niet steunen en hebben geen enkele toenadering gezocht tot het burgercollectief om het zwembad te behouden.
Om een meerderheid te kunnen behalen in de Raad is er in gezamenlijk overleg tussen de fracties besloten verder te gaan met de motie van De Liberalen. En met succes. Dit heeft u o.a. kunnen lezen in het Groentje.
Dit klinkt als positief nieuws maar betekent feitelijk dat er tijdens de zomervakantie in krap vier weken een burgerinitiatief opgezet moet worden dat Laco direct en absolute financiële zekerheid geeft per 1 september.
Uw stem en die van andere burgers vinden we belangrijk. Vanuit het actiecomité is er daarom in de afgelopen periode gekeken naar de haalbaarheid van een burgerinitiatief of een partnership.
Een burgerinitiatief ter waarde van €160.000
Allereerst is er met Laco gesproken om de benodigde investeringen duidelijk te krijgen. Om het bad acht jaar open te houden is €240.000 nodig. Deze investering is direct nodig en kan niet uitgesmeerd worden over acht jaar. Het zwembad moet namelijk verbouwd worden om aan nieuwe wet- en regelgeving te voldoen. De gemeente is bereid om hier €80.000 van te betalen.
Sporthuis Bunnik werd initieel gezien als mogelijke partner van onze actie. Hoewel Sporthuis Bunnik zeer bereid was te helpen, blijkt dat de stichting geen gelden tot haar beschikking heeft. Ook een combinatie met sponsoring door bedrijven is onderzocht, maar lijkt niet kansrijk door de huidige financiele situatie waar met name de grootste Bunnikse bedrijven zich in bevinden.
Een initiatief volledig opgezet door burgers blijft dan over als een mogelijke manier om het restbedrag van €160.000 bij elkaar te krijgen. Dit moet dan op 31 augustus mét financiële zekerheid rond zijn. Alleen dan wil Laco van de sluiting afzien.
Laco geeft zelf aan geen investeringen meer te doen, gezien de situatie die is ontstaan.
Sluiting zwembad onvermijdelijk door opgelegde tijdsdruk
Met de feiten boven tafel, hebben we met pijn in ons hart de volgende conclusie moeten trekken: de haalbaarheid van een burgerinitiatief is nihil. Daarmee lijkt de sluiting van het zwembad in Bunnik onvermijdelijk.
Met nog slechts vier weken op de teller voor sluiting én in vakantietijd, is het voor ons burgers onmogelijk een initiatief van deze schaal op te zetten. Een crowdfunding actie zou het makkelijkst zijn. Maar €160.000 is een enorm bedrag. Wordt het bedrag niet gehaald, dan sluit Laco alsnog haar deuren. Via een crowdfunding platform is het niet mogelijk om overgemaakt geld terug te storten aan donateurs. In onze ogen is dat een vervelende situatie en onwenselijke situatie.
Het is duidelijk dat in dit politieke spel wethouder Dekker en Laco (al dan niet bewust) nagelaten hebben burgers op tijd te informeren van dit belangrijke besluit. De ingediende motie van De Liberalen komt daarmee eerder in de buurt van een wassen neus dan een daadwerkelijke handreiking. Ook Laco laat duidelijk weten dat ze het bad niet langer kunnen openhouden, zonder dat er geld komt.
Afronding 'Laat Zwembad Bunnik niet Zinken'
Omdat de gemeente een toezegging kon doen van €80.000, willen we nog wel graag weten wat er nu met dit geld gebeurt als het zwembad sluit. Omdat wethouder Dekker met vakantie is, gaan we hierover in gesprek met het afdelingshoofd van de gemeente. Daarnaast staat er ook nog telefonisch contact gepland met P21 en De Liberalen over de uitkomst van het burgerinitiatief.
Tot slot
Wij als ouders zijn erg teleurgesteld in deze gang van zaken. We hebben samen met u in ieder geval geprobeerd het verschil te maken voor onze kinderen, de inwoners van de gemeente Bunnik en overige gebruikers van het zwembad. We hopen u met dit bericht voldoende te hebben geïnformeerd over onze inspanningen. En mocht u nog ?160.000 hebben liggen, laat het ons dan vooral weten vóór 31 augustus :)!
Vriendelijke groet,
Actiegroep 'Laat Zwembad Bunnik niet Zinken'
Volgende week gaat het in de gemeenteraad weer over het kasteel wat moet ermee gebeuren, onze petitie is al verstrekt maar om meer steun bij te zetten en de motie die ingediend gaat worden door verschillende fracties willen wij richting de 1000 handtekeningen.
Help het kasteel te behouden en zijn meerdere marktpartijen welke deze willen afmaken zonder steun van de gemeente Almere, dan komt er eindelijk een inkomstenbron ( te denken aan toeristenbelasting) voor de gemeente Almere jaar op jaar en met woningen worden nog de gemeente nog de inwoners geholpen.
Stuur het rond binnen je vrienden, familie, buren en dergelijke .
Ons verzoek is onder de aandacht bij de directeur HR van TempoTeam gebracht en deze heeft in haar reactie laten weten met het management van Spaklerweg deze door te geven. Omdat wij niet alle mailadressen in ons privé bestand hebben, kunnen we lang niet iedereen bereiken. geef het door svp.
Allereerst wensen we je gelukkig nieuwjaar!
Vandaag 2 januari hebben we ons pamflet Daarom JA tegen vluchtelingen in Houten-Oost wereldkundig gemaakt. In dit pamflet verduidelijken we aan de hand van 10 stellingen ons standpunt over het plan voor een 'Houten Hub' in Houten-Oost.
Je kunt het pamflet hier downloaden.
Het pamflet is vandaag onder meer gemaild naar de Houtense raadsfracties, het college van B&W, en lokale en landelijke media.
Ook zijn wij van plan de resultaten van onze petitie op 23 januari te overhandigen aan burgemeester Gilbert Isabella.
Het worden dus drukke en spannende weken.
https://www.youtube.com/watch?v=SjRyDZD-1ko&t=1s.
https://www.youtube.com/watch?v=zMAmc7_Gmd4&t=87s.
Ruim 22.000 mensen hebben een aanvraag gedaan voor een speciale schadevergoeding van 5000 euro voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid rekende aanvankelijk op zo'n 2000 aanvragen, dat zijn er dus al ruim tien keer zoveel.
Driekwart van de kinderen die vanaf 1945 in de jeugdzorg werden opgevangen - in pleeggezinnen en instellingen - kreeg te maken met fysiek, seksueel of psychisch geweld of was daar getuige van.
1 op de 10 was zelf slachtoffer.
Dat bleek uit een groot onderzoek in 2019 door een speciale commissie onder leiding van hoogleraar pedagogiek Micha de Winter. De kinderen werden decennialang onvoldoende beschermd door de overheid, was de conclusie.
https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5355165/schadevergoeding-geweld-jeugdzorg-ministerie-van-justitie#:~:text=Ruim%2022.000%20mensen%20hebben%20een,al%20ruim%20tien%20keer%20zoveel.
Kinderen die uithuisgeplaatst zijn, behoren in de eerste plaats veilig te zijn. Toch blijkt een aanzienlijk percentage van de kinderen die van 1945 tot heden in jeugdzorginstellingen of pleeggezinnen verbleven onvoldoende te zijn beschermd tegen fysiek, psychisch en seksueel geweld.
Hoewel dit zeker niet voor iedereen geldt, beschouwen deze ex-pupillen hun bejegening als liefdeloos en zeer hard. Toezichthoudende instanties hebben bij geweld onvoldoende ingegrepen.
Dat schrijft de Commissie De Winter in haar eindrapport “Onvoldoende beschermd, geweld in de Nederlandse jeugdzorg van 1945 tot heden”, dat vandaag is aangeboden aan de ministers De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Dekker (Justitie en Veiligheid).
Aard en omvang van het geweld Slachtoffers meldden over de jaren voor 1970 fysiek en psychisch geweld dat vooral uitgeoefend werd door groepsleiding en pleegouders. Na 1970 verschuift dit naar meer fysiek geweld van pupillen onderling. Het psychisch geweld blijft ook in die periode aanwezig
Ook in de meest recente periode vinden veel betrokkenen - jeugdigen en groepsleiding - het klimaat nog onveilig, vooral in de gesloten jeugdzorg, de justitiële jeugdinstellingen en de opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Voor ex-pupillen blijkt psychisch geweld, zoals aanhoudend treiteren, vernederen en isoleren van grote invloed op hun latere leven. Veel genoemd worden psychosociale gezondheidsklachten, relatieproblemen en problemen met het opvoeden van eigen kinderen.
De commissie schat op basis van representatief onderzoek dat 1 op de 10 personen die ooit in de jeugdzorg verbleven, vaak tot zeer vaak geweld meemaakte. Bijna een kwart van de ondervraagden heeft nooit geweld meegemaakt. Uit datzelfde onderzoek bleek dat geweld in pleeggezinnen minder voorkwam dan in instellingen. Deze cijfers bevestigen het beeld van de commissie dat niet alle uit huis geplaatste kinderen in de jeugdzorg geweld ondervonden. Deelnemers aan het onderzoek rapporteerden ook goede ervaringen.
Oorzaken van geweld Een belangrijke onderzoeksvraag van de commissie was hoe dit geweld heeft kunnen gebeuren. Verschillende factoren hebben daarbij een rol gespeeld. De negatieve maatschappelijke kijk op het uit huis geplaatste kind werkte lange tijd geweld in de hand: strenge tucht werd veelal gezien als de manier om onmaatschappelijkheid en moreel verval van kinderen te bestrijden. In financiële zin is de Nederlandse jeugdzorg permanent onderbedeeld geweest, waardoor er onvoldoende middelen waren om geschikt personeel te vinden en voor langere tijd aan zich te binden. Onvoldoende professionaliteit (bijv. opleiding en methodieken) blijkt een belangrijke oorzaak van geweld, evenals het bij elkaar plaatsen van grote groepen kwetsbare kinderen. Een uitgebreide wet- en regelgeving die het kind beschermde, kwam pas in de jaren 90 van de grond. Een bredere professionalisering van de jeugdzorg zette pas in de jaren 90 door, en is ook heden ten dage nog niet af.
Het toezicht op de kinderen in instellingen en pleeggezinnen heeft in de gehele periode grote manco’s gekend. Doorgaans werd bij geweld niet ingegrepen. Pupillen konden of durfden niet over geweld te praten. Als er sprake was van geweld konden ze vrijwel bij niemand terecht. Het toezicht door Inspecties was in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog marginaal. Het uitgangspunt was dat de verantwoordelijkheid bij de particuliere instellingen lag. De toezichthoudende rol van de overheid werd in de jaren 70 groter, maar bleef in de praktijk daarna vooral op afstand. Uit het onderzoek komt naar voren dat de overheid, - uitgezonderd bij grote calamiteiten-, nauwelijks op signalen van geweld reageerde.
Aanbevelingen Het onderzoek van de commissie heeft geen gemakkelijk verhaal opgeleverd. Een aanzienlijke groep minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid uit huis is geplaatst, is onvoldoende tegen geweld beschermd. Kinderrechten zijn geschonden en levens beschadigd. Ernstig en langdurig geweld kan niet volledig worden verklaard uit de destijds heersende pedagogische opvattingen. De commissie vindt dat alle betrokken partijen ruimhartig hun verantwoordelijkheid voor het geweld moeten accepteren.
De commissie doet verschillende aanbevelingen. In de eerste plaats is het van belang om slachtoffers van geweld in de jeugdzorg erkenning te bieden. Zo is het nodig dat het kabinet en de verschillende brancheorganisaties in de jeugdzorg erkennen dat te weinig is gedaan om geweld te voorkómen en te doen ophouden. De commissie pleit ervoor dat de lotgenotenorganisaties de komende jaren ruimhartig worden ondersteund. De honderden slachtoffers waarmee de commissie heeft gesproken, hebben vrijwel allemaal te kennen gegeven dat hun verhalen blijvend gehoord en verteld mogen worden. De archieven van de commissie moeten daarom publiek toegankelijk worden, uiteraard met inachtneming van de privacyregels. Ook is het volgens de Commissie van belang dat het hulpaanbod voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg verbetert.
Andere aanbevelingen zijn erop gericht de jeugdzorg in de toekomst veiliger te maken. Daartoe moeten plaatsingen in gesloten instellingen zoveel mogelijk worden voorkomen, de groepsgrootte worden verkleind, en moeten jongeren toegang krijgen tot onafhankelijke vertrouwenspersonen. Het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zou meer veldbezoeken en gesprekken met kinderen en jongeren moeten omvatten, waarbij geweld een vast gespreksthema is. De commissie stelt ten slotte voor dat de Kinderombudsman toezicht houdt op de daadwerkelijke implementatie van deze aanbevelingen.
https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/06/12/eindrapport-commissie-onderzoek---de-winter-kinderen-werden-vanaf-1945-in-de-jeugdzorg-onvoldoende-beschermd-tegen-geweld
Naar aanleiding van het rapport ‘Marktbeeld Taxi’ stelt u onder andere de vraag of er een stop kan komen op het aantal taxivestigingen in Amsterdam. De gemeente Amsterdam kan binnen de huidige wetgeving geen maximum stellen aan het aantal gevestigde taxiondernemingen in Amsterdam.
De (landelijke) wet regelt dat iedereen die de juiste papieren en examens heeft, zich mag vestigen op de markt. De gemeente Amsterdam kent overigens wel een aantal instrumenten om de vestiging van ondernemingen te beïnvloeden, zoals bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Deze zijn van toepassing op ondernemingen die daadwerkelijk fysiek gevestigd zijn (en diensten aanbieden) in Amsterdam.
In tegenstelling tot de door u genoemde supermarkt, zijn deze instrumenten voor ondernemers die taxivervoer aanbieden niet effectief: een taxiondernemer kan in heel Nederland gevestigd zijn, terwijl de verbonden chauffeurs in Amsterdam werken. Beperken van het aantal vestigingen in de stad heeft daarmee geen directe invloed op het aantal taxi’s of taxichauffeurs dat in de stad rijdt.