Ik richt me tot u als directeur van Kunstenlab. Kunstenlab voert in gemeentelijke opdracht het atelierbeleid in Deventer uit.
De aanleiding is het ontwikkelperspectief dat voorligt voor de Van Hetenstraat (nummer 59 - redactie). (...) Een optimistisch plan waarbij voorzien wordt in de grote behoefte aan extra woningen. (...) Met als doel een inclusieve wijk. (...) En kunstenaars dragen bij aan die inclusiviteit. Helaas lezen we (ook - redactie) dat (zij - redactie) moeten vertrekken en (dat - redactie) er voor hen elders in de stad naar alternatieve huisvesting wordt gezocht. En daarom sta ik hier met een dubbel gevoel: (...) Deze 23 kunstenaars zijn hier 9 jaar geleden neergestreken nadat de meesten van hen het geliefde (Nieuw - redactie) Rollecate hebben moeten verlaten. En een aantal van hen ook de Houtmarkt, lang daarvoor. Nu moeten zij opnieuw het veld ruimen omdat een andere invulling, en andere bewoners blijkbaar belangrijker worden gevonden. Hoe inclusief zijn we dan?
(...) Elke verhuizing kost tijd, energie én geld die niet in het eigen werk gestoken kan worden. Dat is niet erg als je daar zelf voor kiest, maar als je tot verhuizen gedwongen wordt, is het een heel ander verhaal. (...) Kunstenaars (hebben) weinig keuze; de prijzen van vastgoed stijgen nog steeds gigantisch, waardoor deze met name voor de onderkant van de markt onbetaalbaar worden. Zoals u ongetwijfeld bekend is, behoren kunstenaars tot de zwaarst onderbetaalde beroepsgroepen in het land, alle ambities van Fair Pay ten spijt. En het maakt deze boodschap extra zuur in een tijd waarin cultuurmakers zwaar getroffen zijn door corona.
Er zit me nog wat anders dwars: ruim een jaar geleden ontvingen de kunstenaars en wij een eerste signaal over de mogelijke ontwikkeling van het gebouw. En vanaf dat moment hebben wij ons als Kunstenlab diverse malen aangeboden, (bij -redactie) meerdere ambtenaren; om mee te denken en mee te praten. Helaas is dit steeds afgehouden en nu ligt (deze brief - redactie) op de mat. Dat is geen communicatie, maar een eenzijdige mededeling.
We zien dit als een gemiste kans, omdat we verwachtten dat inmiddels wel duidelijk is wat de meerwaarde van kunstenaars is in dit soort ontwikkelingen. Niet alleen in denkkracht. Sterker nog: in het kader van vastgoedbeleid hebben kunstenaars ook een economische functie. Kijk naar het Havenkwartier waar dankzij onder meer pionierende kunstenaars een levendige, aantrekkelijke en inmiddels erg populaire wijk is ontstaan. Met sterk gestegen grondprijzen waarvan iedereen profiteert, …. met uitzondering van die kunstenaar die het niet langer kan betalen. Kunstenaars als opwarmers van de grond, aan de rafelranden van de stad…
Gelukkig bent u goed op de hoogte van de meerwaarde van cultuur én makers voor het leefklimaat. Dat wordt keer op keer bevestigd in door uw raad vastgestelde economische visies en cultuurvisies. En dit inzicht wordt breed gedeeld door regio, provincie en rijk. Er is echter wel wat voor nodig om hen in de stad te houden (...). Zeker voor steden als Deventer waar geen (kunstacademie - redactie) is, (en - redactie) er dus geen natuurlijke instroom is.
Wat is er nodig? Een goed cultuurbeleid, met maatwerk voor de schaal en het profiel van de stad. En fysieke ruimte om te (werken -redactie): het hebben van goede, betaalbare (werkruimten - redactie), met differentiatie op gebied van huurprijzen en voorzieningen, is daarin een hele belangrijke knop om aan te draaien. Wat contraproductief is voor het aantrekken en behouden van makers, is het afstoten van goed functionerende studios. En dat is wat er nu dreigt te gebeuren. Het lijkt erop alsof we niets leren.
(...) Het liefste zou ik pleiten voor behoud van Panta Rhei als ateliergebouw (...). Wat vraag ik u (verder - redactie)?
Maak kunstenaars niet tot speelbal; neem ze serieus, in een eerlijk gesprek, luister en kijk naar wat er mogelijk is;
Neem een echte verantwoordelijkheid tegenover makers: zij dragen bij aan die inclusieve samenleving die u nastreeft;
Onderzoek bijvoorbeeld Huurkoop als optie; een investering in geld, betrokkenheid, aarden op een plek levert wat op. En daardoor wordt een eigen vaste plek misschien ook voor hen mogelijk;
(...) Verdrijf kunstenaars niet naar de randen van de stad;
(...) En realiseer u dat er eigenlijk meer nodig om uw eigen ambities waar te maken.
Geachte raad: Zullen we nu een keer anders doen?
https://www.youtube.com/watch?v=SjRyDZD-1ko&t=1s.
https://www.youtube.com/watch?v=zMAmc7_Gmd4&t=87s.
Ruim 22.000 mensen hebben een aanvraag gedaan voor een speciale schadevergoeding van 5000 euro voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid rekende aanvankelijk op zo'n 2000 aanvragen, dat zijn er dus al ruim tien keer zoveel.
Driekwart van de kinderen die vanaf 1945 in de jeugdzorg werden opgevangen - in pleeggezinnen en instellingen - kreeg te maken met fysiek, seksueel of psychisch geweld of was daar getuige van.
1 op de 10 was zelf slachtoffer.
Dat bleek uit een groot onderzoek in 2019 door een speciale commissie onder leiding van hoogleraar pedagogiek Micha de Winter. De kinderen werden decennialang onvoldoende beschermd door de overheid, was de conclusie.
https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/5355165/schadevergoeding-geweld-jeugdzorg-ministerie-van-justitie#:~:text=Ruim%2022.000%20mensen%20hebben%20een,al%20ruim%20tien%20keer%20zoveel.
Kinderen die uithuisgeplaatst zijn, behoren in de eerste plaats veilig te zijn. Toch blijkt een aanzienlijk percentage van de kinderen die van 1945 tot heden in jeugdzorginstellingen of pleeggezinnen verbleven onvoldoende te zijn beschermd tegen fysiek, psychisch en seksueel geweld.
Hoewel dit zeker niet voor iedereen geldt, beschouwen deze ex-pupillen hun bejegening als liefdeloos en zeer hard. Toezichthoudende instanties hebben bij geweld onvoldoende ingegrepen.
Dat schrijft de Commissie De Winter in haar eindrapport “Onvoldoende beschermd, geweld in de Nederlandse jeugdzorg van 1945 tot heden”, dat vandaag is aangeboden aan de ministers De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en Dekker (Justitie en Veiligheid).
Aard en omvang van het geweld Slachtoffers meldden over de jaren voor 1970 fysiek en psychisch geweld dat vooral uitgeoefend werd door groepsleiding en pleegouders. Na 1970 verschuift dit naar meer fysiek geweld van pupillen onderling. Het psychisch geweld blijft ook in die periode aanwezig
Ook in de meest recente periode vinden veel betrokkenen - jeugdigen en groepsleiding - het klimaat nog onveilig, vooral in de gesloten jeugdzorg, de justitiële jeugdinstellingen en de opvanglocaties voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen.
Voor ex-pupillen blijkt psychisch geweld, zoals aanhoudend treiteren, vernederen en isoleren van grote invloed op hun latere leven. Veel genoemd worden psychosociale gezondheidsklachten, relatieproblemen en problemen met het opvoeden van eigen kinderen.
De commissie schat op basis van representatief onderzoek dat 1 op de 10 personen die ooit in de jeugdzorg verbleven, vaak tot zeer vaak geweld meemaakte. Bijna een kwart van de ondervraagden heeft nooit geweld meegemaakt. Uit datzelfde onderzoek bleek dat geweld in pleeggezinnen minder voorkwam dan in instellingen. Deze cijfers bevestigen het beeld van de commissie dat niet alle uit huis geplaatste kinderen in de jeugdzorg geweld ondervonden. Deelnemers aan het onderzoek rapporteerden ook goede ervaringen.
Oorzaken van geweld Een belangrijke onderzoeksvraag van de commissie was hoe dit geweld heeft kunnen gebeuren. Verschillende factoren hebben daarbij een rol gespeeld. De negatieve maatschappelijke kijk op het uit huis geplaatste kind werkte lange tijd geweld in de hand: strenge tucht werd veelal gezien als de manier om onmaatschappelijkheid en moreel verval van kinderen te bestrijden. In financiële zin is de Nederlandse jeugdzorg permanent onderbedeeld geweest, waardoor er onvoldoende middelen waren om geschikt personeel te vinden en voor langere tijd aan zich te binden. Onvoldoende professionaliteit (bijv. opleiding en methodieken) blijkt een belangrijke oorzaak van geweld, evenals het bij elkaar plaatsen van grote groepen kwetsbare kinderen. Een uitgebreide wet- en regelgeving die het kind beschermde, kwam pas in de jaren 90 van de grond. Een bredere professionalisering van de jeugdzorg zette pas in de jaren 90 door, en is ook heden ten dage nog niet af.
Het toezicht op de kinderen in instellingen en pleeggezinnen heeft in de gehele periode grote manco’s gekend. Doorgaans werd bij geweld niet ingegrepen. Pupillen konden of durfden niet over geweld te praten. Als er sprake was van geweld konden ze vrijwel bij niemand terecht. Het toezicht door Inspecties was in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog marginaal. Het uitgangspunt was dat de verantwoordelijkheid bij de particuliere instellingen lag. De toezichthoudende rol van de overheid werd in de jaren 70 groter, maar bleef in de praktijk daarna vooral op afstand. Uit het onderzoek komt naar voren dat de overheid, - uitgezonderd bij grote calamiteiten-, nauwelijks op signalen van geweld reageerde.
Aanbevelingen Het onderzoek van de commissie heeft geen gemakkelijk verhaal opgeleverd. Een aanzienlijke groep minderjarigen die onder verantwoordelijkheid van de overheid uit huis is geplaatst, is onvoldoende tegen geweld beschermd. Kinderrechten zijn geschonden en levens beschadigd. Ernstig en langdurig geweld kan niet volledig worden verklaard uit de destijds heersende pedagogische opvattingen. De commissie vindt dat alle betrokken partijen ruimhartig hun verantwoordelijkheid voor het geweld moeten accepteren.
De commissie doet verschillende aanbevelingen. In de eerste plaats is het van belang om slachtoffers van geweld in de jeugdzorg erkenning te bieden. Zo is het nodig dat het kabinet en de verschillende brancheorganisaties in de jeugdzorg erkennen dat te weinig is gedaan om geweld te voorkómen en te doen ophouden. De commissie pleit ervoor dat de lotgenotenorganisaties de komende jaren ruimhartig worden ondersteund. De honderden slachtoffers waarmee de commissie heeft gesproken, hebben vrijwel allemaal te kennen gegeven dat hun verhalen blijvend gehoord en verteld mogen worden. De archieven van de commissie moeten daarom publiek toegankelijk worden, uiteraard met inachtneming van de privacyregels. Ook is het volgens de Commissie van belang dat het hulpaanbod voor slachtoffers van geweld in de jeugdzorg verbetert.
Andere aanbevelingen zijn erop gericht de jeugdzorg in de toekomst veiliger te maken. Daartoe moeten plaatsingen in gesloten instellingen zoveel mogelijk worden voorkomen, de groepsgrootte worden verkleind, en moeten jongeren toegang krijgen tot onafhankelijke vertrouwenspersonen. Het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd zou meer veldbezoeken en gesprekken met kinderen en jongeren moeten omvatten, waarbij geweld een vast gespreksthema is. De commissie stelt ten slotte voor dat de Kinderombudsman toezicht houdt op de daadwerkelijke implementatie van deze aanbevelingen.
https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2019/06/12/eindrapport-commissie-onderzoek---de-winter-kinderen-werden-vanaf-1945-in-de-jeugdzorg-onvoldoende-beschermd-tegen-geweld
Naar aanleiding van het rapport ‘Marktbeeld Taxi’ stelt u onder andere de vraag of er een stop kan komen op het aantal taxivestigingen in Amsterdam. De gemeente Amsterdam kan binnen de huidige wetgeving geen maximum stellen aan het aantal gevestigde taxiondernemingen in Amsterdam.
De (landelijke) wet regelt dat iedereen die de juiste papieren en examens heeft, zich mag vestigen op de markt. De gemeente Amsterdam kent overigens wel een aantal instrumenten om de vestiging van ondernemingen te beïnvloeden, zoals bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Deze zijn van toepassing op ondernemingen die daadwerkelijk fysiek gevestigd zijn (en diensten aanbieden) in Amsterdam.
In tegenstelling tot de door u genoemde supermarkt, zijn deze instrumenten voor ondernemers die taxivervoer aanbieden niet effectief: een taxiondernemer kan in heel Nederland gevestigd zijn, terwijl de verbonden chauffeurs in Amsterdam werken. Beperken van het aantal vestigingen in de stad heeft daarmee geen directe invloed op het aantal taxi’s of taxichauffeurs dat in de stad rijdt.
Enige tijd geleden is ook de laatste benodigde vergunning afgegeven om van het mooie grindgat de Maneswaard een muggenkwekerij te maken. Door het te verondiepen met opgebaggerd slip van elders en op termijn de zomerdijk te dichten zal het afgesloten zijn van de Rijn.
Diverse vissen die op diep water overwinteren zullen een ander plekje moeten zoeken. Waterrecreanten kunnen niet meer vanaf de Rijn het gat op. Door de gekte om ook dit gebied om te toveren naar een natuurgebied met biodiversiteit (die daar nooit is geweest!) en er aan de overkant (Blauwe kamer) al in overvloed is zullen wij de mensen weer een plek kwijt raken die we zo hard nodig hebben om te ontstressen van deze maatschappij. Waarom bekruipt mij het gevoel dat een toch al rijke Staatsbosbeheer hier nog beter van wordt ten nadele van de burger? Ik vermoed dat het storten van baggerspecie/slib etc aardig wat geld opbrengt. Oh ja. Verzachtende omstandigheid: Als ze klaar zijn met storten wordt het geheel afgedekt met een laag schone aarde!!!!! Wat zegt dat over het product wat daar dan eerst gestort wordt? Maar wie ben ik? Ik ben een watersporter of waterrecreant die zijn geliefde recreatieplas in de vorm van de Maneswaard op Wagenings grondgebied verloren ziet gaan. De belangen en wensen van een grote groep burgers wordt hier compleet genegeerd.
Verdorie, hebben jullie nog niet genoeg tijd gehad voor het afsteken van al dat vuurwerk? Alweer schrikt mijn hond van het geknal. En nu op 1 januari om 17:00 uur. Wanneer stopt het en kunnen de dieren weer met een gerust gevoel naar buiten? .
De meeste van jullie hebben het vast wel gelezen. Vanuit de gemeente wordt er telkens gesproken over een kat en muisspel.
Eergisteren zijn we zelf eens een aantal uur door de wijk gegaan om dit spel te ervaren. Dit bleek verrassend makkelijk te zijn. Jeugd en volwassenen stonden op vele locataties duidelijk zichtbaar op hun gemakje te knallen en waanden zich vogelvrij