Almere moet de sportiefste&gezondste stad van Nederland worden. De huidige sportnota (Passie voor Sport) zou 'n krachtige basis moeten zijn, maar dat is helaas niet het geval. Op dit moment ontbreekt de samenwerking en de regie bij de Gemeente om deze ambitie voor Almere te realiseren.
van het sportief burgerinitiatief Almere
De huidige sportnota (Passie voor Sport) van de Gemeente zou een krachtige basis moeten zijn om met Almere de sportiefste en gezondste stad van Nederland te worden. Waarbij het Olympisch Plan & de 8 ambities het gezamenlijke uitgangspunt zou moeten zijn. Op dit moment ontbreekt de samenwerking en de regie om deze ambities te realiseren.
De Gemeente de regie in handen te nemen. Waarbij de Gemeente serieus na de volgende verkiezingen moet inzetten voor een wethouder met Olympisch Plan in de portefeuille. Een bruggenbouwer tussen de partijen om GEZAMENLIJK in Almere de acht ambities geformuleerd in het Olympisch Plan te realiseren. Die betreffen de topsport, de breedtesport, de sociaal-maatschappelijke effecten, welzijn, economie, ruimtelijke ordening, de organisatie van evenementen en de media-aandacht.(info www.almere-de-sportstad.hyves.nl). Waardoor Almere de sportiefste&gezondste stad van Nederland wordt.
Het rijk heeft de ambitie om sport nadrukkelijk een positie te geven in de plannen voor de ruimtelijke ordening. Maar gemeenten zullen de bereidheid moeten tonen daar op lokaal niveau gestalte aan te geven.
‘De sport moet niet langer verrommelen aan de randen van de stad’, zo vatte discussieleider Paul Rosenmöller donderdagavond het Mulier Debat over “Sport en Ruimte” in het Stedelijk Museum van Den Bosch samen. Henk Ovink, directeur Nationale Ruimtelijke Ordening, maakte duidelijk dat het ministerie van VROM de sport een steviger plaats geeft in de plannen voor de toekomstige inrichting van Nederland. Het Olympisch Plan 2028 is daarbij de inspiratiebron. ‘In de gesprekken met de vier grote steden én in het overleg met de 27 grotere gemeenten daarover is mij wel gebleken dat er ook daar veel enthousiasme is’, aldus Ovink. Voorlopig voelt hij niet voor dwang. ‘Corrigerend optreden kan het rijk wel. Dat gebeurt ook op andere gebieden binnen de ruimtelijke ordening. Maar het effect is meestal matig. Je kunt beter overtuigen.’ Hij schetste de stad als een katalysator van maatschappelijke ontwikkelingen en vindt dat de sport zich daarin nadrukkelijker moet manifesteren. Rotterdam doet dat bijvoorbeeld met de marathon en de Formule 1-demonstratie. Maar Ovink noemt het multifunctionele wijk-sportpark op het Amsterdamse Olympiaplein ook een goed voorbeeld. ‘Sport is “driver” voor ruimtelijke ontwikkeling’, stelde Ovink. Dat gaat in zijn visie verder dan het tot stand brengen van accommodaties. ´In de Structuurvisie Randstad 2040 geven we de sport een rol in een brede maatschappelijke ontwikkeling en leggen we ook de verbinding met het Olympisch Plan 2028.´ De VROM-directeur benadrukte nog eens dat Nederland dit jaar een keuze moet maken voor de stad die zich eventueel kandidaat gaat stellen voor de Spelen van 2028, om daarop een Olympische hoofdstructuur te kunnen baseren. ‘In feite maakt het niet zoveel uit welke keuze je maakt, want geen enkele stad zal dit alleen kunnen organiseren. Maar je moet wel durven kiezen.’ Bart Zijlstra, directeur Sport van het ministerie van VWS, wees op een ander aspect van de olympische ambitie: het streven naar een gezond en vitaal Nederland en het propageren van een actieve leefstijl. Hij pleitte voor een ruimtelijke omgeving die verleidt tot bewegen en voor het toegankelijk maken van sportvoorzieningen. Tijdens de discussie noemde hij later de grote belangstelling voor de subsidieregeling voor multifunctionele accommodaties voor buurt en onderwijs, die al enkele malen overtekend is, als voorbeeld van de gemeentelijke betrokkenheid. Zijlstra kondigde aan dat VWS onderzoek zal financieren om meer kennis en praktijkervaring op te doen met het inrichten van wijken die aan die voorwaarde voldoen. ‘Verkeersveiligheid speelt daarbij een belangrijke rol. Maar het gaat niet alleen om de voorzieningen. Bij Cruijff Courts en andere speelveldjes is gebleken dat je het meeste succes hebt als je er ook activiteiten aanbiedt.’ Hugo van der Poel van de Universiteit van Tilburg liet de keerzijde van sportstimulering zien. Hij rekende voor dat dit zal leiden tot een toename van de behoefte aan ruimte voor sport. ‘Nu voldoet 65 procent van de bevolking aan de Beweegnorm. Globaal kun je zeggen dat iedere procent meer zo’n 10 tot 12 miljoen kost aan extra voorzieningen. De rijksoverheid voert die campagnes, maar de rekening komt bij de gemeenten terecht, die moeten zorgen voor de voorzieningen. Terwijl er al veel oudere accommodaties wachten op renovatie én gemeenten moeten gaan bezuinigen.’ Van der Poel verwacht dat het een zware opgave wordt. Hij stelde ook dat actief reserveren van ruimte voor sport nog nauwelijks voor komt. ‘Meestal volgt de overheid de ontwikkelingen in de sport.’ Wethouder Paul Depla van Nijmegen – die sport én ruimtelijke ordening in zijn portefeuille heeft – reageerde met de opmerking dat hij best bereid is om die rekening te betalen als hij de sportdeelname daarmee kan verhogen. ‘Dat is, samen met de versterking van de verenigingen voor Nijmegen nadrukkelijk een prioriteit. We investeren ook in de kwaliteit van sportaccommodaties, want dat maakt sporten aantrekkelijk. En we ondersteunen topsport als aanjager van innovatie.’ Dat wil niet zeggen dat hij geen dilemma’s kent. ‘We willen accommodaties zo dicht mogelijk bij de sporters brengen en hebben bijvoorbeeld vijf kleine zwembaden. Als we zouden kiezen voor twee grotere zwembaden, zoals Eindhoven heeft gedaan, kun je meer kwaliteit bieden en dat is ook aantrekkelijk.’ Een andere keuze is de concentratie op een zestal sporten die traditioneel sterk zijn in Nijmegen. ‘Maar de consequentie is dat je de andere sporten moet teleurstellen.’ Depla erkende dat het in nieuwe wijken makkelijker is om sport dichtbij de bewoners te brengen. ‘Mits je vooraf een goed voorzieningenplan maakt, ook voor de sport. Bovendien bestemmen we de opbrengsten uit de OZB en gemeentelijke belastingen in de nieuwe wijken voor die wijk zelf. Daarmee schep je financiële zekerheid.’ In dwang vanuit Den Haag voor de ruimtelijke reservering voor sport ziet hij niets. ‘Het rijk kan beter gemeenten belonen die het goed doen’, aldus de Nijmeegse wethouder. Net als enkele andere gemeentelijke vertegenwoordigers bij het debat voorziet Depla lastige keuzes bij het tot stand brengen van de zogenoemde “iconische sportaccommodaties” die Nederland zal moeten bouwen voor de grote sportevenementen die het wil binnenhalen en zeker ook voor de Spelen zelf. ‘Er zit een zekere spanning omdat je enerzijds wilt investeren in kwaliteit, maar anderzijds laagdrempelige voorzieningen wilt, terwijl je een euro maar één keer kunt uitgeven.’ Bart Zijlstra (VWS) wees erop dat het rijk zich al bereid heeft verklaard daar een bijdrage aan te leveren in het kader van het OP2028. Voor Ovink was het dilemma van Depla aanleiding om te pleiten voor duidelijke keuzes. ‘Als het rijk wil investeren in sleutelprojecten, waarmee je het verschil kunt maken, krijg je zeker discussie. Iedereen heeft eigen voorkeuren. Maar die keuzes moet je wel durven maken.’ Cors van den Brink Journalist Cors van den Brink schreef dit verslag op verzoek van het Mulier Instituut. De inhoud is voor rekening van de auteur. De tekst mag – mits met bronvermelding – elders verspreid en/of gepubliceerd worden.
Gemeenten moeten sport de ruimte gevenDe ambities vliegen je om de oren. Nederland Sportland is 2010 ingestoven en dat zullen we weten.
De kandidatuur voor het WK voetbal in 2018 en de Olympische Spelen van 2028 wordt als nooit tevoren aangejaagd. De commissies, congressen en workshops zijn daarom niet meer te tellen Intussen rijst de vraag wie de regie heeft. Nu het enthousiasme alsmaar toeneemt, valt op hoe in zo'n kort tijdsbestek de linkerhand niet meer weet wat de rechter doet. Zo riepen Erica Terpstra (voorzitter NOCNSF) en Jet Bussenmaker (staatssecretaris VWS) in 2009 de sportbonden op om tot 2021 liefst 120 grote evenementen naar Nederland te halen. Een norm die nodig is om als land door het Internationaal Olympisch Comité serieus genomen te worden als in 2021 beslist wordt wie de Spelen van 2028 krijgt. Vervolgens ging zo'n beetje iedere sportbond voor een EK of WK en doemde al snel een bizar probleem op. Terwijl VWS opriep om evenementen binnen te halen, besloot minister Ronald Plassterk van OCW 25 miljoen te bezuinigen bij de NOS en was de eerste kortsluiting een feit. Gebleken is dat de NOS de financiën ontbeert om al die kampioenschappen te registreren, wat voor de betrokken bonden essentieel is om via sponsors de financiering rond te krijgen. Zo kosten die 120 kampioenschappen de NOS alleen voor de buitenlandse registratie 90 miljoen euro. Daar komen de eigen productiekosten (personeel, camera's, etc.) nog bovenop. Ter indicatie, het jaarlijkse productiebudget van NOS Studio Sport is 9 miljoen euro. Zou de nationale sportzender voor die 120 gaan, dan resteert voor de reguliere registraties van competities en interlands nog een miljoen euro per jaar. Met een bom onder de nationale sport tot gevolg. Daarom besloten Studio Sport-directeur Jan de Jong en chef Maarten Nooter een rondje langs de sportfederaties te maken. Om uit te leggen, dat de post 'buitenlandse registratie' door de bonden zelf in hun budget opgenomen dient te worden. Zo niet, dan trekt de NOS de handen van het bewuste EK of WK af. Hoewel we pas bezig zijn en nog elf jaar hebben te gaan, is de turnbond als eerste in de problemen gekomen. De organisatie van het WK turnen, van 17 tot 24 oktober in Rotterdam, zit met een gat van 650.000 euro en inmiddels heeft de turnbond aan de gemeente Rotterdam, het ministerie van VWS en de provincie Zuid-Holland gevraagd financieel bij te springen. Een pijnlijk voorteken van risico's die andere kleinere bonden straks ook gaan lopen. Deze keiharde realiteit staat in schril contrast met het enthousiasme dat alom gebezigd wordt als het om het WK 2018 en de Spelen van 2028 gaat. Zoals we in Nederland zelden mee hebben gemaakt. Daar zouden ontelbare voordelen uit gehaald moeten worden, maar dat gebeurt dus niet. Zo wordt pijnlijk duidelijk dat de Nederlandse sport een baas ontbeert. Iemand die vanuit Den Haag (ministerie van Sport) of het NOCNSF (Sport Council naar Australisch model) de regie voert.
http://www.telegraaf.nl/telesport/columns/eigenkijk/5803968/__Sport_zonder_regie__.htmlIn het stimuleren van mensen om een gezonde en actieve leefstijl te ontwikkelen, kan een aansprekende campagne een belangrijke rol spelen. Maar hoe zet je gemeentelijke sport- en beweegprogramma’s op zo’n manier in de schijnwerpers dat de doelgroep wordt overtuigd? Tijdens de workshop ‘Lokaal campagnevoeren’ geeft het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) antwoord op deze vraag........Versterking van lokale initiatievenDit laatste blijkt echter makkelijker gezegd dan gedaan.
Hoewel NISB immers het nodige campagnemateriaal beschikbaar heeft gesteld, weten gemeenten vaak niet goed hoe ze hun sport- en beweegprogramma’s op de juiste wijze onder de aandacht moeten brengen. “Door programma’s te presenteren als onderdeel van 30minutenbewegen kunnen lokale initiatieven echter versterkt worden: gemeentelijke leefstijlcampagnes worden hierdoor herkenbaar en overtuigend voor burgers”, licht Kronenburg toe. “Door deze burgers vervolgens zo veel mogelijk bij lopende projecten te betrekken, is het mogelijk om een duurzame verandering teweeg te brengen.”
NISB leert gemeenten lokaal campagnevoeren