Overslaan en naar de inhoud gaan Government logo | to homepageRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport MenuIngeklaptMenu unfolted Zoek in Richtlijnen & Draaiboeken Zoeken Trefwoord
COVID-19-vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten Handleiding Bijlage bij de Uitvoeringsrichtlijn COVID-19-vaccinatie 2021 | Versie 13 januari 2021 (versiebeheer zie onderaan pagina)
Totstandkoming In december 2020 werd het eerste COVID-19-vaccin geregistreerd, waarna implementatie van vaccinatie kan volgen. Over de prioritering van groepen voor vaccinatie wordt door de Gezondheidsraad (GR) geadviseerd. De GR heeft geadviseerd te beginnen met oudere personen op basis van de strategie om primair reductie van sterfte en ziekenhuisopname te bereiken, omdat leeftijd de belangrijkste risicofactor is voor een gecompliceerd beloop van COVID-19. Daarnaast zullen zorgmedewerkers in verpleeghuizen worden gevaccineerd om zo mogelijk ook indirecte bescherming te kunnen bieden. Ook ziekenhuispersoneel wordt gevaccineerd.
Verder is er in de loop van de COVID-19-epidemie meer duidelijkheid gekomen over een verhoogd risico op gecompliceerd beloop als gevolg van onderliggende aandoeningen.
Omdat bij sommige groepen van immuungecompromitteerde patiënten sprake is van een duidelijk verhoogd risico op ernstige COVID-19, zullen ook deze personen bij voorrang gevaccineerd worden. Een substantieel deel van hen zal al op basis van leeftijd al worden geprioriteerd voor vaccinatie, personen jonger dan 60 jaar zullen op grond van hun medische indicatie volgen. Ook onder het zorgpersoneel dat gevaccineerd gaat worden, zullen personen zijn die immuungecompromitteerd zijn.
Om voor immuungecompromitteerde patiënten optimale adviezen te formuleren, is er door de LCI-RIVM gevraagd aan de medische beroepsgroepen om gemandateerde professionals af te vaardigen om tot een gezamenlijke handleiding te komen.
Aan dit overlegplatform participeerden behandelaars van de volgende verenigingen:
Nederlandse Internisten Vereniging, deelverenigingen: Nederlandse Vereniging voor Hematologie; M.D. Hazenberg, I. Nijhof Nederlandse Vereniging van hiv-behandelaren; J. Gisolf Nederlandse Vereniging voor Immunologie; V. Dalm, T.W. Kuijpers Nederlandse Vereniging voor Internist-infectiologen; A. Goorhuis, L.G. Visser Vereniging voor Medische Oncologie; R. van Alphen, A. van der Veldt, E.G.E. de Vries Nederlandse Federatie voor Nefrologie; H. van Hamersvelt, J.S. Sanders, O. Teng, J. Wetzels, R. Duivenvoorden Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde; P. Fraaij, N. Wulffraat Nederlandse Vereniging voor Reumatologie; R. Landewé, G.J. Wolbink Nederlandse Vereniging van Maag-Darm-Leverartsen; A. van Bodegraven, H.H. Fidder Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie: zie namen van de betrokken artsen bij tabel Dermatologische patiënten; Nederlandse Vereniging voor Neurologie; D. van de Beek, J. Killestein Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose; R.E. Jonkers, R. Hoek
Het eerste overleg vond plaats 21 december 2020, op 7 januari 2021 werd de eerste draft gepresenteerd, waarna input van de verschillende behandelaren naar aanleiding van de vergaderingen werd verwerkt.
Na de uiteindelijke afstemming kon deze eerste handleiding worden gedeeld met de Gezondheidsraad en gepubliceerd op 14 januari 2021 op de LCI-website.
Periodieke updates zullen plaatsvinden op basis van nieuwe data over veiligheid en effectiviteit van COVID-19-vaccins bij deze patiëntencategorie, internationale ontwikkelingen op het terrein van optimale vaccinatie strategieën bij deze patiënten, het beschikbaar komen van nieuwe vaccins, en toediening-specifieke afwegingen.
Redactie: Marloes Bongers (Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziekten, RIVM), Lieke Sanders (Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM), Albert Vollaard (Landelijk Coördinatiecentrum Infectieziekten, RIVM) Met medewerking van: prof. Leo Visser (afdeling infectieziekten LUMC), Bram Goorhuis (afdeling Infectieziekten, Centrum voor Tropische Geneeskunde & Reizigersgeneeskunde, Amsterdam UMC)
Contact: LCI-secretariaat Antonie van Leeuwenhoeklaan 9 3721 MA Bilthoven Telefoon: 030-274 7000 E-mail: lci@rivm.nl
Samenvatting Op het moment van opstellen van deze handleiding (januari 2021) is er sprake van een hoge incidentie van COVID-19 met hoog infectierisico ook voor ernstig immuungecompromitteerde patiënten, die een verhoogd risico hebben op een gecompliceerd beloop van COVID-19. Vanwege de programmatische aanpak bij de vaccinatiecampagne worden alle immuungecompromitteerde patiënten opgeroepen voor vaccinatie.
Vanwege het belang van bescherming tegen ziekte en overlijden is prioritering van vaccinatie voor de patiënten belangrijk, ook al is er mogelijk sprake van verminderde effectiviteit van vaccinatie ten gevolge van immuundeficiëntie of immuunsuppressie door de fase van de onderliggende ziekte of behandeling, of door gebruik van immuunsuppressiva. In deze fase van de epidemie wordt geadviseerd om vaccinatie niet uit te stellen tot een moment dat er mogelijk een betere vaccinatierespons verwacht kan worden. Na vaccinatie blijven nog alle standaard preventieve maatregelen om infectie te voorkomen van kracht, omdat data over effectiviteit van vaccinatie bij deze groep ontbreken.
Er zijn meerdere vaccins tegen COVID-19 in ontwikkeling en er zijn nu twee mRNA-vaccins geregistreerd. Deze vaccins lijken op dit moment zeer effectief bij ouderen en zijn naar verwachting veilig bij immuungecompromitteerde patiënten. Het risico van eventuele bijwerkingen van vaccinatie weegt niet op tegen het risico van COVID-19 doormaken. Daarom worden deze mRNA-vaccins geadviseerd. De optie om naast de patiënt ook huishoudcontacten van ernstig immuungecompromitteerde patiënten te vaccineren, wordt nog uitgewerkt. Er zijn nog maar weinig data over de afname van transmissie na vaccinatie beschikbaar.
Deze handleiding zal periodiek worden herzien als andere effectieve vaccins geregistreerd worden en beschikbaar komen, en op basis van nieuw onderzoek over COVID-19-vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten.
Algemene principes Voor algemene informatie voor professionals over COVID-19-vaccinatie: https://www.rivm.nl/COVID-19vaccinatieprofessionals en https://lci.rivm.nl/richtlijnen/covid-19-vaccinatie.
Doelstelling De doelstelling van deze handleiding is om uitvoerende professionals bij de GGD, de huisartspraktijk, in verpleeghuizen en instellingen, en in het ziekenhuis een handvat te bieden bij de uitvoering van hun taak bij vaccinatie van immuungecompromitteerde patiënten tijdens de COVID-19-vaccinatiecampagne in de huidige fase van de pandemie.
Relatief risico op gecompliceerd beloop van verschillende patiëntencategorieën Niet van alle patiënten die immuungecompromitteerd zijn, is bekend of zij een verhoogd risico hebben op een gecompliceerd beloop bij SARS-CoV-2-infectie door de onderliggende aandoening en/of medicatie, of dat dat mede door andere risicofactoren (bijv. leeftijd, obesitas) bepaald wordt. Algemeen mag worden aangenomen dat naarmate iemand meer immuungecompromitteerd is, COVID-19 ernstiger zal verlopen en mogelijk de vaccinatie minder zal beschermen.
Voor de prioritering van COVID-19-vaccinatie is gekozen om te starten met vaccineren bij ouderen boven de 60 jaar (oudste groepen eerst) en daarna medische risicogroepen bij mensen tussen 18 en 60 jaar. Selectie hierbij vindt plaats volgens de brede indicaties die worden gehanteerd voor de jaarlijkse influenzavaccinatie bij de huisarts. Deze keuze is door de Gezondheidsraad geadviseerd vanwege het sterk verhoogde risico op ernstige ziekte en overlijden ten gevolge van COVID-19 met toename van de leeftijd.
Effectiviteit Afhankelijk van de mate van immuunsuppressie van patiënten, zal de effectiviteit van vaccinatie minder goed kunnen zijn. Gezien het hoge risico op infectie tijdens de COVID-19-pandemie in deze periode, en het verhoogde risico op een gecompliceerd beloop van COVID-19 juist bij deze patiënten, wordt ook gedeeltelijke protectie nog belangrijk geacht. Daarbij komt dat de COVID-19-vaccins naar verwachting veilig zijn. Dit leidt tot een gunstige benefit-risk-afweging.
Gezien de verwachte gereduceerde effectiviteit, blijven voor alle immuungecompromitteerde patiënten nog dezelfde maatregelen op het terrein van social distancing, hygiëne en testen bij klachten, onveranderd van kracht ook na de vaccinaties. Bij verandering in incidentie van COVID-19 of veranderingen op het terrein van (her)vaccinatie of profylaxe, zal worden aangegeven wanneer deze preventiestrategie kan worden aangepast.
Veiligheid De mRNA-vaccins, virusplatform-vaccins en subunit-vaccins bevatten geen levend (verzwakt) virus. Dit betekent dat er geen risico is op een vaccinvirus of platformvirusinfectie bij immuungecompromitteerde patiënten. De reactogeniciteit en bijwerkingen van het Pfizer-BioNTech mRNA-vaccin zijn in het algemeen relatief mild van aard, van korte duur en van voorbijgaande aard. Vaccinatie met mRNA-vaccins is daarmee volgens de Gezondheidsraad naar verwachting veilig, ook bij immuungecompromitteerde patiënten.
Of de mRNA-vaccins resulteren in een verhoogd risico op immuungerelateerde bijwerkingen in specifieke groepen immuungecompromitteerde patiënten is onbekend, omdat dit niet onderzocht is. De bijsluitertekst van de mRNA-vaccins meldt daarom dat veiligheid bij deze patiënten niet gegarandeerd kan worden, hoewel men in theorie verwacht dat de veiligheid goed zal zijn en het risico van vaccinatie niet opweegt tegen het risico van COVID-19 doormaken. Internationale en nationale registratie van het optreden van specifieke bijwerkingen na vaccinatie met mRNA-vaccins zal moeten leiden tot meer gegevens over invloed van vaccinatie op het ziektebeloop bij de verschillende categorieën van immuungecompromitteerde patiënten (veiligheid) en het optreden van COVID-19-infectie ondanks vaccinatie (effectiviteit). Veronderstelde bijwerkingen na vaccinatie moeten worden doorgegeven aan het Lareb in Nederland.
Terwijl eerst de mRNA-vaccins gebruikt zullen worden, zal bij vrijgeven van andere typen vaccins ook het veiligheidsaspect voor immuungecompromitteerden worden besproken in deze handleiding, als deze alternatieve vaccins ook als optie worden gezien voor deze specifieke groep patiënten vanwege waarschijnlijk gelijke of betere effectiviteit. Ook zal in de handleiding worden opgenomen wanneer er bij specifieke groepen van immuungecompromitteerde patiënten reden is om van gebruik van een bepaald type vaccins af te zien.
Vaccin 1. Keuze bij prioritering COVID-19-vaccinatie: Bij de keuze van prioritering van vaccinatie spelen meerdere factoren:
de geformuleerde strategieën van de Gezondheidsraad (GR): verminderen van (ernstige) ziekte en sterfte als gevolg van COVID-19; terugdringen van verspreiding van SARS-CoV-2; voorkomen van maatschappelijke ontwrichting de ernst van de epidemie op het moment, waarbij de noodzaak tot vaccinatie wordt beïnvloed door de wens om zo snel mogelijk (evt. partiële) bescherming te kunnen verkrijgen (risico op infectie); gepubliceerde effectiviteit en veiligheidsdata over een vaccin en de beoordeling per vaccin door de GR (op dit moment nog beperkt tot de mRNA-vaccins); beschikbaarheid: de aanwezigheid van voorraden van het vaccin en mogelijkheid het toe te dienen; prioritering van specifieke medische risicogroepen binnen de totale populatie vanwege een verhoogd risico op gecompliceerd beloop bij die patiëntengroepen (risico op complicaties).
Voor het mRNA BNT162b2-vaccin van BioNTech/Pfizer dat nu geregistreerd is en waarvan effectiviteit en de eerste reactogeniciteits- en veiligheidsdata voorhanden zijn, beoordeelde de GR de benefit-risk-afweging van mRNA-vaccinatie als gunstig bij medische hoogrisicogroepen. Dit omdat hoge effectiviteit ook bij ouderen en in de diverse subgroepen gezien werd, met een goede veiligheid (relatief beperkte bijwerkingen). Data zijn echter alleen beschikbaar binnen de huidige studieduur en alleen voor immuuncompetente personen tussen de 16 en 90 jaar. Samenvattend wordt op basis van de huidige beschikbare gegevens geadviseerd om tijdens deze fase van de epidemie met hoge incidentie hoogrisicopatiënten met ernstige immuunsuppressie te vaccineren met mRNA-vaccins vanwege hun bewezen hoge effectiviteit in immuuncompetente volwassenen en in ouderen, de verwachte goede veiligheid en de beschikbaarheid. Naar verwachting heeft het tweede mRNA-vaccin Moderna een zelfde profiel als het Pfizer/BioNTech-vaccin.
Over de prioritering van specifieke patiëntengroepen binnen de medische hoog-risicogroepen, wordt nog een volgend advies gegeven, evenals over andere vaccins die beschikbaar komen. Hiervoor moeten de data en registratie van deze andere vaccins worden afgewacht. Zodra andere typen COVID-19-vaccins beschikbaar komen, zal ook hierover worden geadviseerd door de GR.
Bij minder hoog risico op gecompliceerd beloop van COVID-19 vanwege een onderliggende aandoening, wordt het standaardproces gevolgd volgens de vaccinatiestrategie van VWS. Dat valt buiten deze handleiding.
Gebruik van één type vaccin: Bij vaccinatie van patiënten heeft het de voorkeur te vaccineren met 1 type vaccin en niet bij de tweede dosis een ander type vaccin of een vaccin van hetzelfde type maar van een andere producent te gebruiken. Geen uitgestelde 2e vaccinatie: bij massavaccinatiecampagnes wordt nu gesuggereerd dat vanwege beperkte voorraden van de nu beschikbare mRNA-vaccins langer uitstel van een tweede dosis een optie is om sneller bevolkingsimmuniteit te bereiken en te starten met zoveel mogelijk mensen met de eerste dosis te vaccineren. De berekeningen hierbij gaan uit van een goede effectiviteit enige weken na 1 dosis, op basis van (nog beperkte) gegevens uit fase 3 onderzoeken van de beide mRNA-vaccins. Echter, bij immuungecompromitteerde patiënten is mogelijk na één dosis van een dergelijke effectiviteit nog geen sprake. Daarom wordt geadviseerd niet af te wijken van de registratietekst bij immuungecompromitteerde patiënten: een tweede dosis is altijd nodig en moet ook niet worden uitgesteld langer dan de 3 weken (Pfizer-BioNTech) of 4 weken (Moderna). Deze termijnen zijn gebruikt in de fase-3-onderzoeken die onderzochten wat het effect was op bescherming tegen (ernstige) ziekte. Dit is ook de vaccinatiestrategie zoals nu geadviseerd door de GR. Geen dubbele dosis of 3e vaccinatie: Veiligheid is beperkt onderzocht van hogere doses mRNA-vaccins dan de huidige vaccins waarbij hogere reactogeniciteit werd waargenomen. Er is gekozen voor de huidige hoeveelheid mRNA in het fase-3-onderzoek vanwege een al hoge effectiviteit met deze dosis. Of en wanneer er nog geboosterd zou moeten worden met een 3e vaccinatie bij immuungecompromitteerden voor het mogelijk bereiken van betere effectiviteit of langduriger bescherming, is onbekend. Ook veiligheid/reactogeniciteit van een derde vaccinatie is onbekend. Daarom wordt geadviseerd geen hogere dosis en evenmin een 3e vaccinatie aan te bieden. Dat kan alleen in onderzoeksverband. Indien er nieuwe data komen, kan het huidige advies mogelijk worden aangepast voor specifieke patiëntengroepen indien er vaccins beschikbaar zijn. 3. Vaccintiming:
Bij een programmatische aanpak is er niet veel vrijheid om zelf keuzes te maken voor een specifiek tijdstip voor vaccinatie tijdens de campagne. De vaccinatie wordt geregeld via de GGD en de huisartspraktijk. Vanwege beperkte voorraden en houdbaarheid van de vaccins zal er vooralsnog weinig mogelijkheid zijn voor een individuele benadering, zoals tijdelijk uitstel van vaccinatie. Gezien de hoge incidentie van COVID-19 op het moment van het opstellen van deze handleiding en het hoge risico op complicaties bij infectie, is het belangrijk dat medische risicogroepen gevaccineerd worden zodra zij worden uitgenodigd en op het voorgestelde moment, ondanks mogelijk beperkte vaccineffectiviteit door immuunsuppressie op het moment van vaccinatie. Tijdelijk uitstel is logistiek nu te complex en zou zelfs het verkrijgen van gedeeltelijke bescherming kunnen vertragen. In deze handleiding wordt verder verhelderd bij specifieke patiëntengroepen bij welke termijnen rond therapie of transplantatie er een betere effectiviteit van het COVID-19-vaccin verwacht mag worden (zie beneden). Echter, zoals boven vermeld: op dit moment dient vaccineren binnen die termijn mogelijk te zijn binnen het programma. Bij een meer individuele benadering, in een andere fase van de epidemie en bij voldoende aantallen vaccins kunnen dergelijke termijnen wel een rol gaan spelen bij de timing van vaccinatie. Dat zal in nieuwe versies van deze Handleiding dan verder worden verhelderd en onderbouwd met bestaande literatuur en met nieuw verkregen data over vaccinatierespons bij immuungecompromitteerde patiënten. 4. Vaccinatieregistratie in het COVID-19-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem (CIMS): Registratie van vaccinatiestatus is vrijwillig en op basis van informed consent bij de GGD of huisarts. Bij personen met een verwachte beperkte vaccinatierespons ten gevolge van onderliggende aandoeningen of medicatie, is registratie echter van groot belang om hen snel te kunnen oproepen voor eventuele hervaccinatie, mocht dat nodig blijken. Voor het bepalen van de effectiviteit van de vaccinatie en het monitoren van specifieke bijwerkingen van vaccintypes of -batches is registratie ook essentieel. Registratie in CIMS wordt dus sterk aanbevolen. Daarbij wordt overigens niet genoteerd wat de onderliggende aandoening van de patiënt is.
Kinderen In de huidige strategie van VWS wordt een ondergrens van de leeftijd van 18 jaar gehanteerd voor de vaccinatie met mRNA -vaccins. Het nu beschikbare Pfizer-BioNTech mRNA-vaccin is geregistreerd voor gebruik bij personen ouder dan 16 jaar, het Moderna mRNA-vaccin ouder dan 18 jaar. De vaccins kunnen daarom nog niet gebruikt worden voor immuungecompromitteerde kinderen en adolescenten beneden die leeftijd. De Gezondheidsraad zal nog nader adviseren of voor specifieke groepen adolescenten van 16-18 jaar een uitzondering kan worden gemaakt.
Daarnaast lopen er diverse studies naar vaccinatie bij kinderen en er zullen er nog meerdere volgen.
Interactie vaccinatie en medicatie Voor een overzicht van immuunsuppressieve medicatie inclusief doseringen bij chronisch inflammatoire aandoeningen en het effect hiervan op vaccinatie: check https://lci.rivm.nl/richtlijnen/vaccinatie-bij-chronisch-inflammatoire-aandoeningen.
Bij stabiele ziekte en gebruik van immuunsuppressiva is er geen noodzaak medicatie te staken of aan te passen op het moment van vaccinatie. Medicatie mag alleen gestaakt worden in overleg met de behandelaar van patiënt. In veel richtlijnen wordt standaard aanbevolen niet tijdens een actieve fase van een chronisch inflammatoire aandoening, zoals reumatoïde artritis of IBD, te vaccineren. Dit wordt in de huidige fase van de epidemie niet als contra-indicatie gezien. Deze benadering is conform die genoemd bij Vaccin-timing punt a (zie boven). Indien de mogelijkheid bestaat te wachten met starten van immuunsuppressiva, heeft het voorkeur minimaal 2 weken vóór start ervan te vaccineren voor het bereiken van betere effectiviteit. Dan is in elk geval de essentiële eerste dosis zonder immuunsuppressiva toegediend. Bij voorkeur wordt langer gewacht, zodat ook de tweede dosis kan worden gegeven vóór start (4-6 weken), maar dit zal in praktijk vaak niet mogelijk zijn. Bij specifieke immuunsuppressiva (b.v. B-cel-depleterende therapie) kan op basis van bestaande en nieuwe data voor een ander interval gekozen worden. Dat zal dan worden opgenomen in de onderstaande tabellen. Kortdurend gebruik van orale corticosteroïden gedurende minder dan 14 dagen (‘stootkuur’) is in algemeen geen reden om vaccinatie uit te stellen. Chemotherapie bij maligniteiten: in de meeste internationale richtlijnen (o.a. IDSA-richtlijn) wordt door experts geadviseerd in de 2 weken vóór start van chemotherapie en tot 3 maanden na de laatste kuur niet te vaccineren, om daarmee een zo optimaal mogelijke vaccinatierespons te krijgen. De vaccinatierespons binnen of buiten deze termijnen bij de verschillende typen chemotherapie is echter vaak niet goed onderzocht om dit advies voldoende te onderbouwen. Bij cyclische toediening van chemo- of immuunsuppressieve therapie of modulerende medicatie is ook niet goed bekend of vaccinatie bij voorkeur het beste net vóór, in de eerste week van of tussen cycli gegeven kan worden. Daarom is er geen noodzaak rekening te houden met deze termijnen bij de planning voor vaccinatie in deze hoogrisicofase van de vaccinatiecampagne. Alleen bij specifieke chemo/immunotherapie kan tijdelijk uitstel geadviseerd worden vanwege veronderstelde afwezigheid van vaccinatierespons (zie hieronder). Vaccinatie van huishoudcontacten De geregistreerde indicatie van de mRNA COVID-19-vaccins is preventie van ziekte, zoals dat in de fase-3-onderzoeken is vastgesteld. Of vaccinatie tegen COVID-19 asymptomatische infectie of milde infectie voorkomt, zodat transmissie van COVID-19 door uitscheiding van SARS-CoV2 virus beperkt kan worden, is nog onbekend. Daarmee is onbekend of de GR-strategie ‘terugdringen van verspreiding van SARS-CoV-2’ door ringvaccinatie van huishoudcontacten van ernstig immuungecompromitteerde patiënten kan worden bereikt met de mRNA-vaccins. Ringvaccinatie wordt wel geadviseerd voor de huidige influenzavaccinatie voor huishoudcontacten van ernstig immuungecompromitteerde patiënten. Vanwege de huidige schaarste aan COVID-19-vaccins wordt op dit moment geadviseerd eerst de kwetsbare patiënten te vaccineren met hopelijk enige directe bescherming tegen COVID-19. Voor een selecte groep van ernstige immuungecompromitteerde patiënten zal worden verzocht aan de Gezondheidsraad om te adviseren volwassen huishoudcontacten ook eerder in aanmerking te laten komen voor vaccinatie dan anderen in het leeftijdscohort beneden de 60 jaar. Dit betreft huishoudcontacten van:
Hematologische patiënten met ernstige immuunsuppressie; Transplantatiepatiënten in het eerste jaar na transplantatie; Patiënten met solide tumoren die celtherapie (CART) of autologe stamceltherapie ondergaan; Patiënten die B-cel depleterende therapie ondergaan of recent hebben ondergaan, inductiebehandelingen met hoge doses van specifieke immuunsuppressiva (b.v. cyclofosfamide), of na recente behandeling met ATG of alemtuzumab, vanwege de veronderstelde beperkte humorale vaccinatierespons. De termijn na laatste dosis die daarbij gehanteerd moet worden, wordt nog afgestemd.
Besluitvorming hierover zal volgen, net als de implementatie ervan, nadat de meest kwetsbare groep, de ouderen, zijn gevaccineerd.
In 2021 komen alle volwassenen jonger dan 60 jaar in aanmerking voor vaccinatie en daarmee zal mogelijk het infectierisico voor andere immuungecompromitteerde personen afnemen. Kinderen en jongeren (onder de 18 jaar) komen nog niet voor vaccinatie in aanmerking vanwege het ontbreken van registratie voor deze leeftijdsgroep, dus jongere huishoudcontacten kunnen nog niet gevaccineerd worden.
Bepaling van immuunmarkers en/of serologie Onderzoek naar de immunologische respons bij de verschillende vaccins kan plaatsvinden in onderzoeksverband via behandelend artsen. Vanuit het belang van mortaliteitsreductie en bestrijding van ernstige COVID-19 geldt het advies aan de patiënten met het hoogste risico op ernstige ziekte het naar verwachting meest effectieve vaccin toe te dienen, conform het advies van de GR. Er is nog geen gedefinieerde ‘correlate of protection’ bij COVID-19 en antistoftiters dalen standaard na infectie en na vaccinatie. Op basis van antistoftiters kan bescherming of juist gebrek aan immuniteit na een infectie of na vaccinatie vooralsnog niet worden bepaald. Groepsvaccinatie zoals nu voorgesteld wordt tijdens een uitbraak of pandemie, is wezenlijk anders dan individuele patiëntenzorg op maat. Gezien de ernst van de epidemie en het hoge risico op gecompliceerd beloop bij immuungecompromitteerde patiënten, wordt geadviseerd geen voorafgaande bepalingen van immuunmarkers/antistoffen te verrichten of af te wachten buiten onderzoeksverband en snel te vaccineren volgens de oproep. Ook na vaccinatie is bepaling van serologische respons aan de behandelend arts. Het kan een functie hebben in het kader van klinische zorg, of binnen onderzoeksverband, maar het mag een snelle implementatie van vaccinatie of toediening van een geïndiceerde tweede dosis niet vertragen. Dit is ook conform de standaard vaccinatiepraktijk. Een eerdere bewezen SARS-CoV-2-infectie is geen reden om niet te vaccineren. De kans op een volgende SARS-CoV-2-infectie bij beperkte immuniteit bij immuungecompromitteerde patiënten kan verhoogd zijn; Ook in aanwezigheid van antistoftiters voorafgaand aan een COVID-19-vaccinatie wordt vaccinatie niet ontraden omdat een ‘correlate of protection’ op basis van een drempelwaarde van antistoftiters vooralsnog ontbreekt. Vaccinatie kan de immuniteit een booster geven. Dit is ook conform de standaard vaccinatiepraktijk (bijv. advies tot jaarlijkse influenzavaccinatie ondanks doorgemaakte eerdere influenza-infectie met dezelfde virusstrain die in het vaccin zit). Bij veranderende inzichten op basis van onderzoeken naar bepalende (immunologische) factoren voor de vaccinatierespons, en ‘correlate of protection’ criteria (de cellulaire respons kan ook een rol spelen) zal dit worden aangepast. Specifieke adviezen Dermatologische patiënten Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Psoriasis en hidradenitis suppurativa
Biologicals: anti-TNF-alpha, anti-IL12/23, anti-IL17, anti-IL23
Ja
Ja
Voor of tijdens
Ref 1,2,3,4
Anti-PDE4
Ja
Ja
Voor of tijdens
Ref 1,2,3,4
Conventionele systemische behandelingen: methotrexaat, cyclosporine, fumaarzuur, acitretine
Ja
Ja
Voor of tijdens
Ref 1,2,3,4
Eczeem en urticaria
Biologicals: anti-IL4/13, anti-IgE
Ja
Ja
Voor of tijdens
Ref 5,6 Gezien atopische constitutie mogelijk verhoogd risico op allergische / anafylactische reacties: standaard observatieduur van minimaal 15 minuten. Bij een geschiedenis van anafylaxie: 30 minuten. Setting voor vaccinatie dient te zijn waarin anafylaxie behandeld kan worden. Mogelijk is dit ook van belang voor patiënten met mastocytose.
JAK-remmers
Ja
Ja
Voor of tijdens
Ref 5,6
Conventionele systemische behandelingen: cyclosporine, methotrexaat, azathioprine, mycofenolzuur
Ja
Ja
Voor of tijdens
Ref 5,6
Auto- immuunziekten (SLE, dermato- myositis, vasculitis, sclerodermie)
Prednison, cyclosporine, azathioprine, methotrexaat, mycofenolaat-mofetil, HIVIG, plaquenil, dapson
Ja
Ja
Voor of tijdens
Ref 6
Auto-immuun- blaarziekten
B-cel-depleterende therapie2
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Huid- maligniteiten
Cutane B-cel lymfomen
B-cel-depleterende therapie
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Melanomen
Immune checkpoint inhibitoren (anti CTLA4 en/of anti PD-1)
Ja
Ja
In overleg met oncoloog
Gevorderde basaalcel- carcinomen
Hedgehog inhibitoren
Ja
Ja
Voor, tijdens of na
Superficiële basaalcel- carcinomen en actinische keratosen
Imiquimod
Ja
Ja
Voor of na
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Tijdelijk uitstellen is bij behandel indicaties voor imiquimod niet van belang. Een ander beleid bij meer geïndividualiseerd beleid kan nog volgen.
Cutane lymfomen
Chemotherapie
Ja
Ja
Advies (hemato)oncoloog voor chemotherapie bij lymfomen volgen
Documenten waarop dit advies gebaseerd is:
National Psoriasis Foundation (NPF) task force: COVID-19 Task Force Guidance Statements. National Psoriasis Foundation. December 12, 2020. https://www.psoriasis.org/covid-19-task-force-guidance-statements. Statement British Association of Dermatologists (BADBIR): https://www.bad.org.uk/shared/get-file.ashx?itemtype=document&id=6962 Statement International Psoriasis Council (IPC): https://www.psoriasiscouncil.org/blog/IPC-Statement-on-SARS-CoV-2-Vaccines-and-Psoriasis.htm Statement Skin Inflammation and psoriasis international network (SPIN):advice follows IPC ACAAI Guidance on Risk of Allergic Reactions to the Pfizer-BioNTech COVID-19 Vaccine. December 14, 2020. https://acaai.org/news/american-college-allergy-asthma-and-immunology-releases-guidance-risk-allergic-reactions-pfizer Information from the American College of Rheumatology Regarding Vaccination Against SARS-CoV-2. American College of Rheumatology. https://www.rheumatology.org/Portals/0/Files/ACR-Information-Vaccination-Against-SARS-CoV-2.pdf. Baker D et al. COVID-19 vaccine-readiness for anti-CD20-depleting therapy in autoimmune diseases Clinical and Experimental Immunology, 202: 149–161 Bijdragen: Inzake therapie Psoriasis en hidradenitis suppurativa: Prof. Dr. E.P. Prens; Prof. Dr. E.M.G.J. De Jong; Prof. Dr. P.I. Spuls; Dr. M. Seyger; Dr. E.M. Baerveldt. Inzake therapie eczeem en urticaria: Dr. M.S. de Bruin-Weller, Dr. M.L.A. Schuttelaar. Inzake therapie: HIVIG, Plaquenil en Dapson, rituximab: Dr. B. Horvath. Inzake therapie huidmaligniteiten: Dr. J.M. Muche, Dr. K. Mosterd, Dr. N.A. Kukutsch, Dr. M. Wakkee, Dr. M.B. Crijns, Drs. M. Tebbe.
Hematologische patiënten Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Hematologie
Chemotherapie inclusief tyrosine kinase remmers, IMiDs1
Ja
Ja
Zie algemene principes
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten*
B-cel-depleterende therapie2
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten*
Autologe en allogene stamcel-transplantatie
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: overweeg uitstel met 3 mnd na laatste kuur
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten*
Graft versus host disease
Ja
Ja
Geen voorkeur
CAR T celtherapie
Ja
Ja
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Ringvaccinatie van volwassen huisgenoten*
1 Behalve B cel-depleterende therapie; 2 Rituximab, obinutumumab, ATG, alemtuzumab. * Op het moment van opstellen van deze Handleiding nog geen onderdeel van het vaccinatieprogramma.
Immuungecompromitteerde kinderen >16 jaar Vaccinatie zal alleen mogelijk zijn vanaf 18 jaar. Er zal mogelijk een uitzondering worden gemaakt voor specifieke patiëntengroepen van adolescenten >16 jaar. Daarover wordt nog bericht. Bij aanpassing van de minimum leeftijd voor vaccinatie, bij andere uitzonderingen of aanpassingen, zal dat in de Handleiding worden opgenomen in overleg met de kinderartsen.
Kankerpatiënten (solide tumoren) Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Solide tumoren
Alle
Ja
Ja
Onbekend, daarom geen specifiek advies
Het advies van de verschillende internationale oncologische organisaties is om patiënten met solide tumoren te laten vaccineren tegen COVID-19. Het is nog niet duidelijk of alle patiënten wel een goede immuunrespons kunnen ontwikkelen. Hier zal nog onderzoek naar gebeuren. Totdat meer bekend is, is men dus niet zeker van goede bescherming. Daarom zal het advies voor beschermde voorzorgsmaatregelen na vaccinatie nog steeds van toepassing zijn.
Hoge dosis chemotherapie met autologe en/of celtherapie: TIL / TCR / CAR
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: overweeg uitstel met 3 mnd na laatste kuur
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Chemotherapie
Ja
Ja
Onbekend, daarom geen advies
Immuun therapie
Ja
Ja
Geen specifiek tijdstip
Tyrosine kinase remmers
Ja
Ja
Geen specifiek tijdstip
Radiotherapie
Ja
Ja
Geen specifiek tijdstip
Longpatiënten Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Pulmonale oncologie
Systemische chemotherapie
Ja
Ja
n.v.t.
Advies NVMO/sectie oncologie: Wij stellen voor om aan kankerpatiënten met chemotherapie te adviseren zich tegen het coronavirus te laten vaccineren analoog aan het griepvaccin en dit niet uit te stellen tot na de chemotherapie (zoals bv bij de pneumokokken vaccinatie)
Tyrosine kinase remmers
Ja
Ja
Geen specifiek tijdstip
Immunotherapie
Ja
Ja
n.v.t.
CPI
Ja
Ja
ILD / systeemziekte
Steroïden maintenance
Ja
Ja
Voor en na
Geen restricties t.a.v. timing, bij voorkeur vóór start therapie
Methyl-prednisolone pulse
Ja
Ja
Indien mogelijk voor of >1 maand na behandeling
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
MTX / AZA / MMF / anti-TNF-alpha
Ja
Ja
Bij voorkeur geven voor start therapie
Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk
B-cel depleterende therapie (Anti-CD20; Rituximab)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
JAK-STAT-inhibitor
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Infectieziekten
CF
Ja
Ja
n.v.t.
Non-CF bronchiëctasieën
Ja
Ja
n.v.t.
PID/CVID
Ja
Ja
n.v.t.
Overlap met NVVI
Long-/hart transplantatie
Na LOTx / HTx / HLTx
Ja
Ja
Bij voorkeur na eerste 3 maanden
Advies LOTTO (NTV) Ook voor kinderen 16-18 jaar*
Voor LOTx / HTx / HLTx
Ja
Ja
Bij voorkeur vóór transplantatie geven
Ook voor kinderen 16-18 jaar*
Na ACR/AMR behandeling met methyl-prednisolone pulse (MPS)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: vóór of 1 maand na behandeling
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening,
Na ACR/AMR behandeling (ATG, rituximab)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk.
Na ACR/AMR behandeling (alemtuzumab)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening. Indien onderhoudsbehandeling geen uitspraak optimale timing mogelijk.
Neurologische patiënten Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Multiple sclerosis
B-cel-depleterende therapie (Anti-CD20; Rituximab, ocrelizumab)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis rituximab. Indien mogelijk > 2 wkn na laatste dosis ocrelizumab
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Injectables (interferon-beta, glatirameer)
Ja
Ja
n.v.t.
Sfingosine-1-fosfaat receptor modulatoren (Fingolimod, Siponimod, Ozanimod)
Ja
Ja
Niet onderbreken voor vaccinatie i.v.m. risico rebound
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Immuun- reconstitutie- therapie (B- en T-celdepletie) (alemtuzumab, cladribine, aHSCT)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Dimethylfumaraat
Ja
Ja
n.v.t.
Teriflunomide
Ja
Ja
n.v.t.
Nierpatiënten Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Nier- transplantatie- patiënten
Pre-transplantatie
Ja
Ja
Bij voorkeur pre-transplantatie
Bij voorkeur eerste vaccinatie 2 weken vóór transplantatie
Standaard immuun- suppressie inclusief CNI, proliferatie- remmer en corticosteroïden
Ja
Ja
Bij voorkeur vanaf 6 weken na niertransplantatie
Conform Influenza
Rejectie- behandeling met methylprednisolon
Ja
Ja
Vanaf 2 weken na behandeling
Inductie- of rejectie- behandeling ATG dan wel alemtuzumab
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: bij voorkeur > 3 maanden na behandeling met alemtuzumab of ATG
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
B-cel-depleterende therapie (o.a. rituximab)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Auto-immuun- systeemziekte (zoals SLE en ANCA vasculitis) met renale betrokkenheid
Inductie- behandeling met cyclofosfamide
Ja
Ja
Bij ANA-positieve auto-immuunziekte monitoring op ziekteactiviteit na vaccinatie
Inductie- of onderhouds- behandeling met MMF, azathioprine en/of prednison
Ja
Ja
Bij ANA-positieve auto-immuunziekte monitoring op ziekteactiviteit na vaccinatie
Behandeling met anti-CD20 zoals rituximab
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening.
Behandeling met andere biologicals
Ja
Ja
Glomerulaire ziektes
Inductie- behandeling met cyclofosfamide
Ja
Ja
Inductie- of onderhouds- behandeling met MMF, azathioprine en/of prednison
Ja
Ja
Nog onvoldoende bekend over kans op relapse van de meeste zeldzame nierziektes
Onderhouds- behandeling met plasmaferese
Ja
Ja
Bij voorkeur zo kort mogelijk na plasmaferese
aHUS
Inductie- behandeling met plasmaferese
Ja
In overleg met behandelend nefroloog
Bij voorkeur na afronding van inductiebehandeling
Onderhouds- behandeling met plasmaferese
Ja
In overleg met behandelend nefroloog
Bij voorkeur zo kort mogelijk na plasmaferese
Behandeling met eculizumab
Ja
In overleg met behandelend nefroloog
In overleg met behandelend nefroloog
Gezien onzekerheid over invloed vaccin op activiteit aHUS alleen onder strikte controle
Patiënten met maag-darm-lever aandoeningen Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Idiopathische chronische inflammatoire darmontsteking (IBD)
Expectatief (niet medicamenteus)
Ja
Ja
n.v.t.
Corticosteroïden
Ja
Ja
n.v.t.
Bij onderhoudstherapie vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie tijdens toediening
Mesalazine-derivaten
Ja
Ja
n.v.t.
Thiopurine-derivaten
Ja
Ja
n.v.t.
Methotrexaat
Ja
Ja
n.v.t.
Biologicals (anti-inflammatoir met blokkering van pro-inflammatoire signalering, zoals anti-TNF-alpha)
Ja
Ja
n.v.t.
Biologicals (anti-inflammatoir met blokkering cell trafficking, zoals a4b7-blokkade)
Ja
Ja
n.v.t.
Small molecules (JAK remmers: tofacitinib)
Ja
Ja
n.v.t.
Overig
Ja
In overleg met behandelend arts
Bij voorkeur vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie tijdens toediening
Transplantatie- patiënten (lever / darm)
Remming afstotingsreactie
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: vanaf 6 weken na transplantatie
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Chronische hepatitiden
Antivirale therapie
Ja
Ja
n.v.t.
Levercirrose
Supportief en antiportaal-hypertensief
Ja
Ja
n.v.t.
Ondervoeding
Voeding (oraal / enteraal / parenteraal)
Ja
Ja
Bij voorkeur na effectieve voedingstherapie (cf. priming voor operatieve ingreep)
Gastro- intestinale tumoren
Variërend
Ja
Ja
n.v.t.
Patiënten met primaire of secundaire immuundeficiëntie Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Primaire antistof- deficiënties (circa 60-70% van de primaire immuun- deficiënties betreft antistof- deficiënties
Immuunglobuline- suppletietherapie
Ja
Ja
n.v.t.
Er is geen minimum interval nodig tussen toediening van bloedproducten (o.a. IVIG) en toediening van COVID19-vaccins
Primaire immuun- deficiënties
Diverse, van immuunglobuline- suppletietherapie tot immuun- suppressieve / immuun- modulerende medicatie
Ja
Ja
n.v.t.
Secundaire antistof- deficiënties
Immuunglobuline- suppletietherapie
Ja
Ja
n.v.t.
Personen met hiv Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Personen met hiv
onbehandeld
Ja
Ja
n.v.t.
Spoedige vaccinatie is belangrijker dan te wachten op immuunreconstitutie met cART
Behandeld CD4<200
Ja
Ja
n.v.t.
Spoedige vaccinatie is belangrijker dan te wachten op immuunreconstitutie met cART
Behandeld CD4>200
Ja
Ja
n.v.t.
Reumatologische patiënten Aandoening / groep aandoeningen
Type behandeling
Kan deze patiënten- groep met mRNA vaccin gevaccineerd worden?
Kan tijdens de behandeling gevaccineerd worden?
Optimale timing (voor of na behandeling of medicatie)
Opmerkingen
Alle inflammatoire reumatische ziekten
Methotrexaat /conventional synthetic Disease-Modifying-AntiRheumatic-Drugs
Ja
Ja
Alle inflammatoire reumatische ziekten
Biologicals / targeted synthetic Disease-Modifying-AntiRheumatic-Drugs
Ja
Ja
Alle inflammatoire reumatische ziekten
B-cel-depleterende therapie (Anti-CD20; Rituximab)
Ja
Ja
Als vaccinatie ingehaald kan worden: indien mogelijk >3 mnd na laatste dosis
Vaccinatie niet uitstellen indien oproep tot vaccinatie binnen dit interval van toediening
Vasculitis / connective tissue disease
Cyclofosfamide / mycofenolaat mofetil
Ja
Ja
n.v.t.
Versiebeheer
De wijkbibliotheken in de Leidse Stevenshof en Merenwijk zijn gered. Dankzij een motie van GroenLinks is een streep gezet door de geplande bezuiniging waardoor de bibliotheken dreigden te verdwijnen en ondergebracht zouden worden bij één van de scholen in de buurt.
GroenLinks raadslid Stéphanie Bakker: "Uit de vele handtekeningen en reacties op onze handtekeningenactie de afgelopen weken blijkt dat de wijkbibliotheken echt leven in Leiden. Ik ben heel blij met de brede steun in de raad, waardoor de bibliotheken hun belangrijke functie kunnen behouden." Het onderbrengen van de wijkbibliotheek in de buurtscholen werd gepresenteerd als een vernieuwing, waarbij meer gefocust zou worden op leesbevordering van de schoolgaande jeugd. Uit de vele reacties die GroenLinks tijdens het inzamelen van handtekeningen ontving, bleek dat de wijkbibliotheken echter ook een zeer belangrijke functie voor ouderen en (ouders met) zeer jonge kinderen hebben, die in de vernieuwde opzet buiten de boot zouden vallen. De vestiging in de Nieuwstraat is voor deze doelgroepen vanwege de reisafstand geen goed alternatief. "Bovendien zijn de wijkbibliotheken, juist ook voor deze doelgroepen, veel meer dan alleen een uitleenpost van boeken", aldus GroenLinks raadslid Stéphanie Bakker. "Daarom is het heel fijn dat de wijkbibliotheken hun brede aanbod, brede functie en centrale plek in de wijk blijven houden." Hartelijk dank voor uw steun voor de wijkbibliotheken!
GroenLinks LeidenGeachte lezer Na de mooie woorden van meneer Buth dat er geen ganzen meer weggejaagd zouden worden, kreeg ik ineens een verontrustig berichtje.Iemand anders heeft ook gebeld en kreeg te horen:De ganzen krijgen nog een week, anders worden ze afgeschoten / verjaagd Kortom bent u het hier mee eens? Eerst schiphol die ze wegstuurde, komen ze naar lelystad + de ganzen die er al waren in lelystadDan zijn ze weg bij schiphol .. niet goedkeurbaar de manier waarop, maar wel begrijpelijk vanwege de veiligheid voor het vliegverkeerZijn de ganzen uitgeweken naar lelystad, wat doet lelystad? die jagen ze weg omdat ze een strand onder poepen. Kortom waar gaan de ganzen heen? u raad het al, omgeving schiphol waar ze ook niet welkom zijn. Maar de BRUTALITEIT om in plaats van ( net als schiphol ) vanwege de VEILIGHEID ganzen af te schieten, wil lelystad ganzen afschieten vanwege een beetje poep wat volgens de gemeente ( LETTERLIJK GEZEGT) inkomsten derving is omdat er mensen weg blijven van het strand.Op de vraag ( wederom teruggebeld ) dus hoe zit het dan met honden strand? ach welnee! doen we niet.
de ganzen gaan er aan en honden mogen niet op het strand nu niet en nooit niet. De brutaliteit dat lelystad ganzen afschiet vanwege een beetje poep! Moeten wij de gemeente functionarissen ook verjagen / afschieten? die zorgen namelijk voor de afvalwater zuivering voor meer werk! want ook zij moeten wel eens naar de wc! Het is te zot voor worden. Eerst amsterdam nu lelystad.Wat komt hierna? de musjes? die laten ook uitwerpselen achter.Dan de duiven? dan de merels? dan de grotere roofvogels? Kunnen we niet gewoon alle dieren uitroeien? dan heb je nooit meer last van ontlasting van dieren.Mensen wees reëel! teken deze petitie en laat zien dat ook u niet iemand afschiet omdat hij of zij weleens naar de wc gaat!
http://www.corjapin.net/?p=582 toezegging van de gemeente!.
in plaats dat ik mevrouw van der linden aan de telefoon kreeg kreeg ik meneer Duth aan de telefoonHier een klein verslag van het telefoon gesprek Overlast door uitwerpselenwe zeggen niet dat ze allemaal afgeschoten worden maar sluiten niets uithond is in actie geweest heeft weinig opgeleverd.in princiepe vind VERjagen plaatser kan afschot plaatsvinden van hooguit een stuk of 5 1 soort gans MAG worden afgeschotenandere soort is beschermd Als ganzen kunnen worden verjaagt door een hond.als 1 van de ganzen ( of meer ) het loodje leggen dan is dat voor de ganzen reden om weg te blijven.Reden voor het niet vangen is dat ze terug zouden keren.Want gras is laag genoeg om te eten. er komt een plek voor de ganzen maar dat is pas volgend jaardit komt aan de andere kant van het bovenwater.omdat de gemeente het bovenwater en het houtribstrand willen behouden als "zwemstrand"Willen ze de ganzen weghouden en het gaat maar om een kleine populatie van 30 a 40 ganzen.ze hoeven alleen de knardijk over te steken naar oostvaardersplassendeze familie gans kiest toevallig de verkeerde kant.maar alleen schieten als het niet anders kan.Meneer geeft toe da het een luxe probleemwij mensen zijn egoïstischpoepkar is te prijzig.Als mensen wegblijven van het strand dan levert dat kostenderving op?exploitanten leiden verlies door wegblijven van mensen. Ik kwam zelf met het idee: maak van dit strandje een honden strand.De exploitanten hebben dan alsnog inkomstenAangezien er dan hondenpoep ligt en de hondenbelasting betaler hier toch voor betaald zo ook betalen voor de poepkar kan deze poepkar een uurtje doorwerken en de ganzenpoep meenemen want dit word toch betaald door de hondebelasting betaler en de ganzen kunnen blijven.Meneer Duth vond dit een geweldig idee en zal dit overbrengen naar zijn collega die over het honden beleid gaat en de collega`s die nu over het "ganzen beleid" gaan..
secreteresse van de burgermeester zegt:er is toestemming gegeven om de ganzen te verjagen maar weet niet door wie dit is afgegeven.Echter is verjagen een heel ander woord dan afschieten vind u ook niet?Dus toestemming om te verjagen ja het verwijderen door de ganzen op te schrikken.Maar opschrikken doen wij nog altijd niet met stukjes lood uit een lange loop! Deze dame gaat daarom proberen door te verbinden met de leidinggevende van arjan van der veen (afdeling Bor)omdat de burgermeester niet bereikbaar is even als van der Veen.van der Veen is op cursus ( cursus jagen misschien?! ) mevrouw heeft nog iemand anders aan de telefoon en wilt mij graag later even terug bellen..
Geachte heer Japin, Hartelijk dank voor uw e-mail. Veel provincies verlenen inderdaad ontheffingen voor het tegen gaan van schade door bestrijding van ganzen (vooral grauwe ganzen).
Grondgebruikers, in dit geval de gemeente, mogen de soorten waarvoor in hun provincie vrijstelling geldt, onder strikte voorwaarden doden of verjagen. Dit gebeurt door: verjaging, afschot, eieren prikken, wegvangen en vergassen, ook in het broedseizoen. Vogelbescherming is niet voor het verlenen van deze ontheffingen op grote schaal, maar pleit voor maatwerk. Deze ontheffingen worden echter conform de Flora- en faunawet verleend. Er is dus geen sprake van illegale praktijken en Vogelbescherming kan daarom weinig ondernemen. In het verleden hebben wij herhaaldelijk een juridische procedure aangespannen, helaas zonder resultaat. Dit pad is dan ook niet zinvol, wij moeten onze menskracht en middelen efficiënter proberen in te zetten. Ik begrijp heel goed dat u zich inzet voor deze ganzen. Het is op grond van de informatie die wij lezen op internet niet met zekerheid te zeggen, maar het lijkt er wel op dat de gemeente volgens de wet handelt, wat het moeilijk maakt om in te grijpen. Om effectief vogels te kunnen beschermen moet Vogelbescherming Nederland noodgedwongen keuzes maken in ons werk en hebben wij vaak niet de mogelijkheid om op plaatselijk niveau actief te zijn. Wel zijn er plaatselijk ongeveer 275 Vogelwerkgroepen actief. Zij houden onder meer de ontwikkelingen op lokaal niveau in de gaten. Het beste kunt u contact opnemen met een vogelwerkgroep bij u in de buurt. Op onze site vindt u een overzicht van vogelwerkgroepen: http://www.vogelbescherming.nl/vogels_beschermen/vogelwerkgroepen. Zij kunnen u vertellen welke acties de Vogelwerkgroep in deze situatie kan ondernemen. De vogelwerkgroep wordt ook gezien als belanghebbende voor de Flora- en faunawet. U als particulier niet. Graag wil ik u ook wijzen op de website www.vogelsendewet.nl. Hier vindt u veel nuttige informatie. Met vriendelijke groet, Lilian van Doggenaar Medewerker Servicecentrum
Laat wel wezen dat de gemeente nimmer boven de wet mag handelen! Lees en oordeel zelf of ze nu ganzen mogen afschieten of niet.Ik zeg: het mag volgens de wet al niet! Dat gaat u hier onder zien. Flora en fauna wet Titel II. Jacht Afdeling 1.
De soorten waarop de jacht kan worden geopend Artikel 31 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 9 is het toegestaan te jagen op wild voorzover dit geschiedt in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de artikelen 15a, 15b en 32 tot en met 59. 2 Het bepaalde in artikel 10 is niet van toepassing voorzover wild waarop het is toegestaan te jagen, opzettelijk wordt verontrust bij de uitoefening van de jacht. 3 Het bepaalde in artikel 16, derde lid, is niet van toepassing bij de uitoefening van de jacht voorzover de jacht is toegestaan met behulp van dieren. Artikel 32 1 Als wild worden de volgende diersoorten aangewezen: haas (Lepus europaeus), fazant (Phasianus colchicus), patrijs (Perdix perdix), wilde eend (Anas platyrhynchos), konijn (Oryctolagus cuniculus) en houtduif (Columba palumbus). 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in het eerste lid gegeven omschrijvingen worden beperkt ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties. 3 De jacht wordt niet geopend op in het eerste lid aangewezen diersoorten voorzover zij staan vermeld op een door Onze Minister vastgestelde nationale lijst van met uitroeiing bedreigde of speciaal gevaar lopende soorten. Afdeling 2. De jachthouder Artikel 33 Gerechtigd tot het genot van de jacht is: a de eigenaar van de grond indien niet ingevolge het in onderdeel b of c bepaalde de erfpachter, vruchtgebruiker, beklemde meier of pachter gerechtigd is tot het genot van de jacht en voorzover het genot van de jacht niet is verhuurd; b de erfpachter, vruchtgebruiker of beklemde meier van de grond indien de eigenaar van de grond zich bij het vestigen van het beperkt recht het genot van de jacht niet heeft voorbehouden of de pachter ingevolge het in onderdeel c bepaalde niet gerechtigd is tot het genot van de jacht en voorzover het genot van de jacht niet is verhuurd; c de pachter indien hij pacht van een verpachter die ten tijde van het aangaan van de pachtovereenkomst ingevolge het in onderdeel a of b bepaalde gerechtigd was tot het genot van de jacht en die verpachter zich dit genot bij het aangaan van de pachtovereenkomst niet heeft voorbehouden en voorzover het genot van de jacht niet is verhuurd; d de huurder van het genot van de jacht voorzover hij dat overeenkomstig artikel 34, eerste lid, heeft gehuurd en voorzover hij dat niet overeenkomstig het tweede lid van dat artikel heeft verhuurd; e de huurder van het genot van de jacht voorzover hij dat overeenkomstig artikel 34, tweede lid, heeft gehuurd. Artikel 34 1 Degene die ingevolge het bepaalde in artikel 33, onderdeel a, b of c, gerechtigd is tot het genot van de jacht, kan dat genot geheel of gedeeltelijk aan één ander verhuren, mits bij een schriftelijke en gedagtekende huurovereenkomst. 2 Degene die het gehele of gedeeltelijke genot van de jacht op de in het eerste lid bepaalde wijze heeft gehuurd, kan dat genot slechts in zijn geheel weder verhuren aan één ander, mits met schriftelijke toestemming van de verhuurder en bij schriftelijke en gedagtekende huurovereenkomst. 3 Een overeenkomst als bedoeld in de vorige leden, is nietig voorzover het genot van de jacht op de betreffende grond reeds aan een ander is verhuurd of de verhuurder niet toekwam. 4 De eigenaar of verpachter die zich het genot van de jacht heeft voorbehouden, is niet bevoegd dit genot bij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, geheel of gedeeltelijk te verhuren, tenzij met toestemming van de grondgebruiker. 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de duur waarvoor overeenkomsten als bedoeld in de vorige leden, moeten worden aangegaan. Deze duur bedraagt ten hoogste twaalf jaar. Artikel 35 Voorzover en voor zolang het genot van de jacht ten tijde van de eigendomsovergang van de grond, het vestigen dan wel tenietgaan van een beperkt recht of het aangaan dan wel beëindigen van een pachtovereenkomst op die grond, op de in artikel 34 bepaalde wijze is verhuurd, blijft deze huurovereenkomst in stand. Artikel 36 1 De jachthouder kan, indien hij is voorzien van een jachtakte of een valkeniersakte, aan anderen toestaan het hem toekomende genot van de jacht in zijn gezelschap uit te oefenen. 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld op grond waarvan de jachthouder bij wege van schriftelijke en gedagtekende toestemming de uitoefening, anders dan in zijn gezelschap, van het hem toekomende genot van de jacht of een deel daarvan kan toestaan aan de jachtopzichter of aan anderen. Artikel 37 1 De jachthouder is verplicht datgene te doen wat een goed jachthouder betaamt om een redelijke stand van het in zijn jachtveld aanwezige wild te handhaven dan wel, bij het ontbreken daarvan, te bereiken en om schade door in zijn jachtveld aanwezig wild te voorkomen. 2 Het bevorderen van de wildstand door middel van bijvoeren is verboden, behoudens bijzondere weersomstandigheden als bedoeld in artikel 46, vijfde lid. 3 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het handhaven van een redelijke wildstand. Afdeling 3. De akten voor het jagen Artikel 38 1 Het is verboden te jagen zonder voorzien te zijn van: a een geldige jachtakte, voorzover het betreft het jagen met een geweer; b een geldige valkeniersakte, voorzover het betreft het jagen met één of meer jachtvogels; c een geldige kooikersakte, voorzover het betreft het jagen met een eendenkooi. 2 Het model van de akten wordt door Onze Minister vastgesteld. Artikel 39 1 Een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte wordt geweigerd indien: a de aanvrager de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt; b de aanvrager niet genoegzaam heeft aangetoond in de gelegenheid te zijn om met gebruikmaking van een geweer of met een jachtvogel te jagen in een jachtveld, waarin hem het genot van de jacht overeenkomstig de artikelen 33 of 34 toekomt of waarin hem de uitoefening van dat genot overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 36 is toegestaan; c de aanvrager niet heeft aangetoond met gunstig gevolg een door Onze Minister erkend jachtexamen te hebben afgelegd; d de aanvrager geen geldig bewijs van verzekering als bedoeld in artikel 54, zesde lid, heeft overgelegd; e er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid om wapens en munitie voorhanden te hebben misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen; f er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheid om te jagen misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen; g er grond is om aan te nemen dat de aanvrager van de bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding als bedoeld in Hoofdstuk V, titel III, afdeling 1, 3, misbruik zal maken of hierdoor een gevaar voor zichzelf, de openbare orde of de veiligheid kan gaan vormen; h er grond is om aan te nemen dat de aanvrager nalatig zal zijn te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht; i aan de aanvrager de bevoegdheid om te jagen is ontzegd bij een rechterlijke uitspraak, welke voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, en de tijd, voor welke die bevoegdheid is ontzegd, nog niet is verstreken of j de aanvrager in de twee jaren, voorafgaande aan het verzoek tot het verkrijgen van een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte wegens één der bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten, dan wel wegens een feit strafbaar gesteld bij de Wet op de dierenbescherming of de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren voorzover het gedragingen als bedoeld in hoofdstuk III van die wet, betreft, is veroordeeld dan wel deswege een strafbeschikking tegen hem is uitgevaardigd. 2 Het bepaalde in het eerste lid, onderdeel d, is niet van toepassing voorzover de aanvrage een valkeniersakte betreft. 3 Het bepaalde in het eerste lid, onderdelen b en d, is niet van toepassing voorzover de aanvrage een kooikersakte betreft. Artikel 40 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de eisen vastgesteld, waaraan het in artikel 39, eerste lid, onderdeel c, bedoelde examen moet voldoen om te worden erkend. Deze eisen worden verschillend vastgesteld naar gelang het betreft de jacht met het geweer, met jachtvogels of met de eendenkooi. 2 In afwijking van het bepaalde in artikel 39, eerste lid, aanhef en onderdeel c, is het afleggen van een jachtexamen niet vereist indien de aanvrager met gunstig gevolg een door de bevoegde autoriteit van een andere staat erkend jachtexamen heeft afgelegd en dat examen door Onze Minister als gelijkwaardig aan het in het eerste lid bedoelde jachtexamen is erkend. Artikel 41 1 Een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte wordt in ieder geval ingetrokken indien: a de ter verkrijging van de akte verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat, waren de juiste gegevens verstrekt, de akte zou zijn geweigerd; b blijkt dat de burgerrechtelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 54, eerste lid, niet langer overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens dat artikel is gedekt of c de houder misbruik heeft gemaakt van wapens of munitie dan wel van de bevoegdheid om wapens of munitie voorhanden te hebben, of indien er anderszins aanwijzingen zijn dat aan hem het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd. 2 Een jachtakte, valkeniersakte of kooikersakte kan worden ingetrokken indien: a er grond is om aan te nemen dat de houder van zijn bevoegdheid om te jagen misbruik maakt; b de houder nalatig is te doen wat een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht; c er grond is om aan te nemen dat de houder van zijn bevoegdheden in het kader van beheer en schadebestrijding als bedoeld in Hoofdstuk V, titel III, afdeling 1, 3, misbruik maakt. 3 De valkeniersakte kan voorts worden ingetrokken indien een ontheffing als bedoeld in artikel 75, derde lid, om jachtvogels onder zich te hebben, is ingetrokken. 4 Het bepaalde in het eerste lid, aanhef en de onderdelen b en c, is niet van toepassing ten aanzien van de valkeniersakte of de kooikersakte. Artikel 42 1 De bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen omtrent het verlenen van jachtakten berust bij de korpschef van het regionale politiekorps in de regio, waarin de woonplaats van de aanvrager is gelegen, of, indien deze niet woonachtig is in Nederland, bij de korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden. 2 De bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen tot intrekking van jachtakten berust bij de korpschef die de akte heeft verleend. 3 De in het tweede lid bedoeld bevoegdheid komt tevens toe aan Onze Minister van Justitie in gevallen als bedoeld in artikel 41, eerste lid, onderdeel c. 4 Tegen beschikkingen van de korpschef als bedoeld in het eerste en tweede lid staat administratief beroep open bij Onze Minister van Justitie indien de jachtakte is geweigerd of ingetrokken of mede is geweigerd of ingetrokken om redenen als bedoeld in artikel 39, eerste lid, aanhef en onderdeel e, onderscheidenlijk artikel 41, eerste lid, aanhef en onderdeel c. Artikel 43 De bevoegdheid tot het nemen van beschikkingen omtrent het verlenen en intrekken van valkeniersakten en kooikersakten berust bij Onze Minister. Artikel 44 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld betreffende de akten, bedoeld in artikel 38. Tot deze regels behoren in ieder geval regels betreffende het betalen van een voor een akte verschuldigde geldsom waarvan de hoogte bij of krachtens die maatregel wordt vastgesteld, en betreffende de geldigheid en de inlevering van de akten. Artikel 45 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 39, eerste lid, aanhef en onderdeel c, kan degene die geen woonplaats in Nederland heeft een jachtakte of een valkeniersakte verkrijgen, die geldig is gedurende zes opeenvolgende in de akte vermelde dagen. 2 Een akte als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien de aanvrager genoegzaam aantoont dat hij gerechtigd is te jagen in het land waarin hij zijn woon- of verblijfplaats heeft. 3 De in het eerste lid bedoelde akten zijn slechts geldig indien de houder zich bevindt in gezelschap van een in Nederland woonachtige houder van een geldige akte. Afdeling 4. De uitoefening van de jacht Artikel 46 1 Bij ministeriële regeling wordt bepaald in hoeverre de jacht op wild zal zijn geopend. 2 De jacht wordt niet geopend gedurende het tijdvak van 1 februari tot 15 augustus, tenzij er naar het oordeel van Onze Minister geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het openstellen van de jacht met het oog op bij algemene maatregel van bestuur aangewezen belangen. 3 De jacht wordt niet geopend in de volgende gebieden of categorieën van gebieden: a gebieden die krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 zijn aangewezen als beschermd natuurmonument dan wel gebieden waarvan de aanwijzing als beschermd natuurmonument in overweging is genomen; b gebieden die krachtens de op 2 februari 1971 te Ramsar tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats voor watervogels (Trb. 1975, 84), zijn aangemeld als watergebied van internationale betekenis; c gebieden die ter uitvoering van richtlijn 79/409/EEG zijn aangewezen; d natuurmonumenten als bedoeld in artikel 1 van de Natuurbeschermingswet 1998, behorende tot een op grond van artikel 10a van de Natuurbeschermingswet 1998 aangewezen gebied ter uitvoering van richtlijn 92/43/EEG en waarvoor ingevolge artikel 15a, tweede lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 het besluit houdende de aanwijzing van dat natuurmonument als beschermd natuurmonument is vervallen. 4 Ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald in hoeverre de jacht slechts zal kunnen worden geopend. 5 Gedeputeerde staten kunnen, zolang bijzondere weersomstandigheden dat naar hun oordeel met het oog op de instandhouding van wild vergen, de jacht voor de hele provincie of een deel daarvan, voor een bepaalde tijd sluiten. Artikel 47 De jager dient het wild tegen onnodig lijden als gevolg van de uitoefening van de jacht te beschermen. Artikel 48 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent hetgeen een goed jager betaamt bij de uitoefening van de jacht. Artikel 49 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de eisen waaraan jachtvelden waarop het genot van de jacht mag worden uitgeoefend, moeten voldoen. Artikel 50 1 Tot jagen geoorloofde middelen zijn: a geweren; b honden, niet zijnde lange honden; c gefokte jachtvogels, te weten slechtvalken (Falco peregrinus) en haviken (Accipiter gentilis); d geregistreerde eendenkooien als bedoeld in artikel 56; e lokeenden of lokduiven, mits niet blind of verminkt; f fretten; g buidels. 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan het gebruik van de in het eerste lid genoemde middelen worden uitgesloten of beperkt. Daarbij kunnen tevens regels worden gesteld betreffende de eisen waaraan die middelen dienen te voldoen, alsmede betreffende het gebruik van munitie, waarbij ook rekening kan worden gehouden met belangen van veiligheid, volksgezondheid, welzijn en milieu. 3 Het is verboden zich ter uitoefening van de jacht in het veld te bevinden met andere dan tot jagen geoorloofde middelen. 4 Degene die zich in het veld bevindt met een of meer tot jagen geoorloofde middelen, bedoeld in het eerste lid, alsmede met andere middelen waarmede kan worden gejaagd, wordt geacht zich daarmede ter uitoefening van de jacht in het veld te bevinden tenzij het tegendeel blijkt. Artikel 51 Het is de houder van een jachtakte verboden een geweer te dragen op gronden waarop hij niet tot het gebruik van een geweer gerechtigd is. Artikel 52 Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 65 tot en met 70 en 72, is het de houder van een jachtakte of valkeniersakte slechts toegestaan gebruik te maken van geweren of jachtvogels voor het uitoefenen van de jacht of het schieten van kleiduiven. Artikel 53 1 Het is verboden te jagen: a op wild waarop de jacht niet is geopend of in strijd met beperkingen waaronder krachtens artikel 46 de jacht is geopend; b met andere dan de tot jagen geoorloofde middelen, bedoeld in artikel 50, eerste lid; c met een geweer of een jachtvogel in een jachtveld dat niet voldoet aan de krachtens artikel 49 gestelde regels; d op zondagen, de nieuwjaarsdag, de tweede paas- en pinksterdag, de beide kerstdagen en de hemelvaartsdag; e op begraafplaatsen; f voor zonsopgang en na zonsondergang; g indien de grond met sneeuw is bedekt; h op wild dat zich ten gevolge van hoge waterstand ophoudt op hoog gelegen gedeelten van het terrein; i op wild voorzover dat zich bevindt in of in de nabijheid van wakken of bijten in het ijs; j op wild voorzover dat als gevolg van onvoldoende bevedering niet in staat is te vliegen; k op wild dat als gevolg van weersomstandigheden in uitgeputte toestand verkeert; l binnen een straal van200 meterrond plaatsen waar voer of aas is of wordt verstrekt met als oogmerk wild te lokken; m met het geweer in de bebouwde kommen der gemeenten en in de onmiddellijk aan die kommen grenzende terreinen; n vanaf of vanuit een motorrijtuig dan wel een ander voertuig; o vanaf of vanuit een vaartuig; p vanuit een luchtvaartuig; q met een geweer binnen de afpalingskring van een geregistreerde eendenkooi; voorzover bij of krachtens algemene maatregel van bestuur niet anders bepaald. 2 Bij algemene maatregel van bestuur kan de uitoefening van de jacht aan andere beperkingen dan bepaald in het eerste lid, worden gebonden voorzover dit noodzakelijk is ter uitvoering van internationale verplichtingen of bindende besluiten van organen van de Europese Unie of andere volkenrechtelijke organisaties, of indien dit noodzakelijk is in verband met de instandhouding van wild of de veiligheid. 3 Ieder, die door middel van een geregistreerde eendenkooi dieren, behorend tot soorten waarop met een eendenkooi mag worden gejaagd, heeft gevangen, is verplicht die dieren, tenzij zij na het vangen terstond worden gedood, onverwijld in vrijheid te stellen. Afdeling 5. De verzekeringsplicht Artikel 54 1 Degene die met een geweer jaagt, is gehouden er zorg voor te dragen dat zijn burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor schade waartoe het verrichten van die handelingen met gebruikmaking van een geweer aanleiding kan geven door een verzekering is gedekt in overeenstemming met de bij of krachtens deze wet gestelde regels. De in de vorige zin bedoelde verzekeringsplicht betreft niet de aansprakelijkheid welke voor de jachthouder kan voortvloeien uit het niet-nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 37. 2 De verzekering van de houder van een jachtakte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, dient eveneens de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, te dekken van ieder die in zijn gezelschap met een geweer jaagt en beschikt over een jachtakte als bedoeld in artikel 45. 3 De verzekering moet niet alleen dekken de aansprakelijkheid van de verzekerden jegens derden, maar ook de aansprakelijkheid van de verzekerden jegens elkaar. 4 De verzekering moet de aansprakelijkheid dekken ter zake van voorvallen, welke plaatsvinden gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode. De verplichtingen van de verzekeraar jegens de benadeelde eindigen slechts door verloop van de in de vorige zin bedoelde periode. 5 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de verzekering en wordt een bedrag vastgesteld waarboven de verzekeringsplicht zich niet uitstrekt. 6 De verzekeraar geeft aan de verzekerde een bewijs van de verzekering af, dat de aansprakelijkheid van de verzekerde overeenkomstig de bij en krachtens deze wet gestelde regels is gedekt. Onze Minister stelt het model van dit bewijs vast. Artikel 55 1 De benadeelde heeft jegens de verzekeraar, door wie de aansprakelijkheid volgens deze wet is gedekt, een eigen recht op schadevergoeding tot het beloop van het in artikel 54, vijfde lid, bedoelde bedrag. Het teniet gaan van zijn schuld aan de verzekerde bevrijdt de verzekeraar niet jegens de benadeelde, tenzij deze schadeloos is gesteld. 2 Indien er bij een ongeval meer dan één benadeelde is en het totaalbedrag van de verschuldigde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid teruggebracht tot het beloop van die som. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som. 3 Geen uit de wettelijke bepalingen omtrent de verzekeringsovereenkomst of uit deze overeenkomst zelf voortvloeiende nietigheid, verweer of verval kan door een verzekeraar aan een benadeelde worden tegengeworpen. De verzekeraar die ingevolge deze wet de schade van een benadeelde geheel of ten dele vergoedt, ofschoon de aansprakelijkheid voor die schade niet door een met hem gesloten overeenkomst was gedekt, heeft voor het bedrag der schadevergoeding verhaal op de aansprakelijke persoon. 4 Indien de overeenkomst een beding inhoudt dat de verzekerde persoonlijk voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijft de verzekeraar niettemin jegens de benadeelde gehouden tot betaling van de schadeloosstelling die krachtens de overeenkomst ten laste van de verzekerde blijft. 5 Iedere uit deze wet voortvloeiende rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar verjaart door verloop van drie jaar te rekenen vanaf de datum van het feit waaruit de schade is ontstaan. Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van een benadeelde tegen een verzekerde stuiten, stuiten tevens de verjaring van de rechtsvordering van die benadeelde tegen de verzekeraar. Handelingen die de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekeraar stuiten, stuiten tevens de verjaring van de rechtsvordering van de benadeelde tegen de verzekerde. De verjaring wordt ten opzichte van een verzekeraar gestuit door iedere onderhandeling tussen de verzekeraar en de benadeelde. Een nieuwe termijn van drie jaar begint te lopen te rekenen vanaf het ogenblik waarop een van de partijen bij deurwaardersexploit of aangetekende brief aan de andere partij heeft kennis gegeven dat zij de onderhandelingen afbreekt. 6 De verzekerde moet aan de verzekeraar mededeling doen van ieder ongeval, dat aanleiding kan geven tot aansprakelijkheid van de verzekerde voor de bij dat ongeval verzekerde schade en waaruit voor de verzekeraar op grond van het eerste lid van dit artikel een verplichting tot schadevergoeding jegens de benadeelde zou kunnen ontstaan. De verzekeringnemer moet aan de verzekeraar alle door de verzekeringsovereenkomst voorgeschreven inlichtingen en bescheiden verschaffen. De overige verzekerden moeten aan de verzekeraar op zijn verzoek alle nodige inlichtingen en bescheiden verschaffen. Afdeling 6. Eendenkooien Artikel 56 1 Eendenkooien die voldoen aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels en die op 1 april 1984 waren geregistreerd, worden op verzoek van de eigenaar elke vijf jaar opnieuw geregistreerd. 2 De in het eerste lid bedoelde registratie, waarvan een bewijs wordt verstrekt, geldt voor vijf jaar, en wel van 1 april tot 1 april. Artikel 57 Bij de registratie worden tevens geregistreerd de naam en het adres van de houder of houders van een kooikersakte, die volgens opgave van de eigenaar als kooikers zullen optreden. Artikel 58 Gedurende het tijdvak waarin de jacht op eenden ingevolge het bepaalde krachtens artikel 46 is gesloten, is het verboden een geregistreerde eendenkooi vangklaar te houden. Artikel 59 1 Onze Minister stelt het opschrift vast dat dient te worden aangebracht op de palen waarmee de eigenaar van een geregistreerde eendenkooi de ingevolge zijn recht op afpaling bestaande afpalingskring van die kooi kan afpalen. 2 Het is ieder ander dan de kooiker van een geregistreerde eendenkooi of degene die handelt met toestemming van die kooiker, verboden binnen de afpalingskring van die kooi handelingen te verrichten waardoor eenden binnen de afpalingskring kunnen worden verontrust. 3 Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing op handelingen verricht ter uitvoering van openbare werken noch op handelingen verricht bij het gebruik en onderhoud van hetgeen door die werken is tot stand gebracht, noch op handelingen verricht ter uitoefening van beroep of bedrijf, indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat de handelingen niet of op andere wijze dan wel op een ander tijdstip kunnen worden verricht. 4 Degene die opdracht heeft gegeven tot uitvoering van de in het vorige lid bedoelde openbare werken, is verplicht de schade, welke uit de daartoe noodzakelijke handelingen voor het gebruik van de eendenkooi voortvloeit, aan de benadeelde te vergoeden. 5 Het verbod, gesteld in het tweede lid, geldt niet, voorzover op 1 april 1977 een recht op afpaling niet bestond. Jachtwet Titel V. Het Jachtfonds Artikel 28 1 Er is een openbaar lichaam, genaamd Jachtfonds, hetwelk tot taak heeft het in stand houden te bevorderen van niet tot het in artikel 8, eerste lid, genoemd wild behorende wildsoorten, welker handhaving in de vrije natuur waardevol is en de belangen van de landbouw met betrekking tot de jacht te dienen. 2 Het Jachtfonds tracht het in het eerste lid omschreven doel te bereiken door het ter hand nemen of bevorderen van wetenschappelijk onderzoek, het bevorderen van voorlichting en opleiding, het bevorderen van maatregelen tot voorkoming van schade door wild en door het treffen van andere maatregelen, welke voor de verwezenlijking van het in het eerste lid omschreven doel van belang kunnen zijn. Deze maatregelen kunnen ook bestaan in het verlenen van tegemoetkomingen in door wild aangerichte schade, met inachtneming van door Onze Minister te stellen regelen. 3 Het Jachtfonds is rechtspersoon en heeft zijn zetel te 's-Gravenhage. Wetboek van strafrecht Titel V. Overtreding betreffende hulpbehoevenden Artikel 450 Hij die, getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaat deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, wordt, indien de dood van de hulpbehoevende volgt, gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie. Gezondheids en welzijnswet voor dieren Artikel 36 1 Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van een dier te benadelen. 3 Een ieder is verplicht hulpbehoevende dieren de nodige zorg te verlenen. Artikel 39 Het is verboden dieren van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten of categorieën van dieren van het ouderdier te scheiden voordat die dieren een bij die maatregel vastgestelde leeftijd hebben bereikt. Artikel 44 1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regelen gesteld omtrent het doden van dieren van bij die maatregel aangewezen soorten of categorieën van dieren. 2 De krachtens het eerste lid gestelde regelen hebben in ieder geval betrekking op: *de wijze waarop, de situaties waarin en de personen door wie dieren mogen worden gedood; *de bedwelming van slachtdieren; *de bedrijfsuitrusting en installatie in slachterijen. 3 Het slachten van dieren zonder voorafgaande bedwelming volgens de israëlitische of de islamitische ritus is toegestaan. 4 Het slachten, bedoeld in het derde lid, mag slechts geschieden in door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan te wijzen inrichtingen. 5 Een aanwijzing als bedoeld in het vierde lid vindt plaats: a indien het betreft het slachten volgens de israëlitische ritus: op verzoek van de Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap; b indien het betreft het slachten volgens de islamitische ritus: op verzoek van één of meer organisaties die geacht kunnen worden alle of een bepaalde groep islamieten in Nederland te vertegenwoordigen; een en ander voor zover uit het desbetreffende verzoek blijkt dat in het deel van het land dat vanuit de aan te wijzen inrichtingen pleegt te worden bediend behoefte bestaat aan vlees, afkomstig van volgens de desbetreffende ritus geslachte dieren. 6 Een aanwijzing als bedoeld in het vierde lid vindt voorts plaats op verzoek van een israëlitische of islamitische groepering in een ander land, waarmee wordt ingestemd door de in het vijfde lid, onderdeel a, genoemde commissie, onderscheidenlijk de in onderdeel b bedoelde organisaties indien in het verzoek wordt aangetoond dat bij die israëlitische of islamitische groepering behoefte bestaat aan de import van vlees afkomstig van volgens de desbetreffende ritus geslachte dieren. 7 Onze Minister stelt, in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en in overleg met de aangewezen inrichting en avoor zover het betreft de behoefte aan vlees, afkomstig van volgens de israëlitische ritus geslachte dieren: in overleg met de Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap, of bvoor zover het betreft de behoefte aan vlees, afkomstig van volgens de islamitische ritus geslachte dieren: in overleg met de in het vijfde lid, onderdeel b, bedoelde organisaties, het aantal in een bepaald tijdvak per inrichting ritueel te slachten dieren vast, waarmede in de bedoelde behoefte aan vlees kan worden voorzien. 8 Het slachten zonder voorafgaande bedwelming mag slechts geschieden: avoor zover het betreft het slachten volgens de israëlitische ritus: door personen die daartoe door het Opperrabbinaat voor Nederland zijn gemachtigd, en bvoor zover het betreft het slachten volgens de islamitische ritus: door personen die daartoe door de in het vijfde lid, onderdeel b, bedoelde organisaties zijn aangewezen, mits die personen daarvan door een schriftelijk bewijs aan de keuringsdierenarts hebben doen blijken. Deze personen voegen zich ten aanzien van het aantal door hen ritueel te slachten dieren naar de voor elke inrichting aangewezen hoeveelheid; zij volgen ter zake de aanwijzingen van de keuringsdierenarts op, die toeziet, dat het vastgestelde aantal niet wordt overschreden. 9 Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de bescherming van het slachtdier regelen gesteld omtrent het slachten volgens de israëlitische of de islamitische ritus. 10 Een voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het negende lid wordt Ons gedaan door Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Afdeling 4. De huisvesting van dieren
Ik heb de gemeente Lelystad gebeld.Gekozen voor afdeling vergunningen. Na een lang overleg in het team met teamleider met de hand op de microfoon ( niet goed genoeg want ik kon zo goed als alles meeluisteren ) Werd mij vertelt contact op te nemen met meneer van der Veen van afdeling "Bor"Dit zal dan ook zeker gaan gebeuren. afdeling vergunning zegt geen vergunning hiervoor afgegeven te hebbenZo zegt mevrouw riegman van de gemeente en deze afdeling. Er schijnt ook geen beleid te zijn m.b.t. het afschieten van ganzen zo zegt mevr.
riegman van de afdeling vergunning werkzaam te gemeente Lelystad Later vandaag meer na het gesprek met meneer van der Veen